Studiegids

nl en

Strategische presentatie van argumentatie

Vak
2008-2009

De meeste argumentaties kunnen op verschillende manieren worden gepresenteerd. Zo is het mogelijk om de data (zie Toulmin) aan te voeren (Suzanne is waarschijnlijk niet thuis, want haar auto staat niet voor de deur) of de warrant (Suzanne is waarschijnlijk niet thuis, want als ze weggaat, is dat meestal met de auto). Het is ook mogelijk dat de warrant is geformuleerd als in een reductio ad absurdum-argument (Suzanne is waarschijnlijk niet thuis, want anders zou haar auto wel voor de deur staan). Dat dezelfde argumentatie op verschillende manieren kan worden gepresenteerd, roept de vraag op welke (retorische) overwegingen er ten grondslag liggen aan de keuze die een spreker maakt voor een bepaalde presentatiewijze. Eerst zullen we de karakteristieken van de verschillende presentatiewijzen vaststellen. Omdat die karakteristieken weer kunnen verschillen al naar gelang het gebruikte argumentatieschema, zullen we deze variabele ook in beschouwing nemen. Vervolgens proberen we te bepalen wat de retorische kracht is van de verschillende argumentatievormen. Met dit onderzoek sluiten we aan bij een recente ontwikkeling in de argumentatietheorie die richt zich op de manier waarop discussianten hun discussiebijdragen presenteren (als een van de middelen van strategisch manoeuvreren).

Rooster

2e semester, blok 1 en 2, dinsdag 11-13 uur

Onderwijsvorm

werkcollege

Leerdoelen

  • Kennis van en inzicht in literatuur over strategisch manoeuvreren met de presentatie en over opvattingen over de bestanddelen van een argumentatievorm.
    • In staat zijn om op grond van deze kennis relevante onderzoeksvragen op te stellen met betrekking tot de strategische presentatie van argumentatievormen en een dergelijke vraag op methodisch correcte wijze te onderzoeken. – Het vergroten van de vaardigheid om mondeling en schriftelijk verslag te doen van eigen en andermans onderzoek en daarover te discussiëren.

Literatuur

Voor het eerste college wordt de volgende literatuur gelezen (in deze volgorde): – H. Kloosterhuis, ‘Hoe bewijst de rechter uit het ongerijmde?’ In: E.T. Feteris e.a. (red.), In het licht van deze overwegingen. Nijmegen: Ars Aequi Libri, 2004, pp. 61-68. – H. Jansen, ‘Twee soorten bewijs uit het ongerijmde niet nodig.’ In: E.T. Feteris e.a. (red.), In het licht van deze overwegingen. Nijmegen: Ars Aequi Libri, 2004, pp. 69-71. – D.N. Walton, Argument schemes for presumptive reasoning. Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum, 1996. Hieruit: hfst. 1 (pp. 1-16). – B. Garssen, Argumentatieschema’s in pragma-dialectisch perspectief. Een theoretisch en empirisch onderzoek. Dordrecht: Foris, 1997. Hieruit: hfst. 2. – F. van Eemeren, P. Houtlosser en F. Snoeck Henkemans, Argumentatieve indicatoren in het Nederlands. Een pragma-dialectische studie. Amsterdam: Rozenberg, 2005. Hieruit: hfst. 6 (pp. 171-239).
De overige literatuur wordt op het college bekendgemaakt.

Toetsing

Bijdrage aan de discussie tijdens de colleges, referaten, tussentijdse opdrachten, kritiekbeurt en nota. De nota moet de vorm krijgen van een kort artikel dat geschikt is voor publicatie in een vaktijdschrift en dus aan alle vormvereisten daarvoor voldoet.

Informatie

Dr. H. (Henrike) Jansen, e-mail: H.Jansen@Let.Leidenuniv.nl. , tel. 071 527 2131.

Blackboard/webpagina

Er wordt in deze cursus gebruik gemaakt van Blackboard.