Studiegids

nl en

Materiaalthema: archeologie van cultusplaatsen

Vak
2008-2009

Hoe gaan archeologen te werk bij het identificeren van cultursplaatsen? Welke criteria worden hierbij gehanteerd en er bestaat er hiervoor een standaard werkwijze? Welke invloed heeft het meer algemene theoretische begripenkader van der archeolooog bij het denken over culturplaatsen. Is er een verschil tussen cultusplaatsen en tempels?
In dit college zal ingegaan worden op de verschillen in de wijze waarop archeologen cultusplaatsen hebben bestudeerd. Deze verschillen zullen worden gekoppeld aan bredere interpretatieve thema’s in de archeologie. Dit zal gebeuren middels een tweetal introductiecolleges en literatuurstudie. Vervolgens zal aan de hand van een aantal case-studies ge-evalueerd worden wat de kracht en zwaktes van de verschillende benaderingen van cultusplaatsen zijn.
Deze laatste component heeft de vorm van een serie referaten en werkstukken uitgevoerd door de studenten, die onderwerpen en een ingang tot de literatuur aangereikt krijgen door de docenten.

Ingangseisen

BA2:_ Inleiding archeologie van het Nabije Oosten_, met een tutorial hebben gevolgd.

Leerdoelen

*Inzicht in het beschrijven en interpreteren van archeologische restanten tot cultusplaats en de verschillende benaderingen hiervoor; *kritisch lezen en analyseren van de literatuur (wat is de probleemstelling van het artikel, wat zijn de sleutelargumenten, wat betoogt de auteur, wat zijn de sterke en zwakke punten, etc); *Toepassen van de verschillende benaderingen van cultusplaatsen op een case study en dit verwerken tot een goede powerpoint presentatie; *kritisch naar elkaar luisteren en een goede discussie kunnen voeren; *Kan de presentaties van mede-studenten kritisch beschouwen; *eigen mening goed kunnen beargumenteren; *is in staat een goed essay te schrijven (hoofdvraag, deelvraag, conclusie, etc.) en daarin de gegeven feedback te verwerken;

Onderwijsvorm

Werkcollege, waarbij het thema allereerst door de docenten wordt geïntroduceerd naar theorie en benadering, en waarbij een algemene vaste literatuurlijst wordt opgegeven.
Studenten presenteren vervolgens elk individueel een casus uit de regio van keuze met de algemene benadering als uitgangspunt naast de regionale of specifieke toepassing, gebaseerd op bestaande literatuur.
Na klassikale bespreking en discussie wordt de mondelinge versie bewerkt tot een essay van circa 3000 tot 5000 woorden.

Toetsing

Uitvoering en kwaliteit van de presentatie, actieve participatie in de discussie, en kwaliteit van het werkstuk, die binnen de gestelde termijn dient te worden ingeleverd en de 5000 woorden niet mag overschrijden.

Literatuur

Renfrew, C. 1985. The archaeology of cult, The sanctuary at Phylakopi. London: British School at Athens.
Verhoeven, M. 2002b. \“Ritual and its investigation in Prehistory.\” in H.G. Gebel, B. D. H., and C. Hoffmann Jensen (ed.), Magic practices and ritual in the Near Eastern Neolithic, Proceedings of a workshop held at the 2nd ICAANE, Copenhagen University, May 2000, 5-47. Berlin: Ex Oriente.
Insoll, T. 2004. Archaeology, Ritual, Religion. London: Routledge.