Het onderwerp van het werkstuk dient voor ruslandkundigen op het terrein van een van de vier zaakvakken (seminars). Werkstukken worden begeleid door de docent van het gekozen specialisme. Het werkstuk is een wetenschappelijk verantwoord document van ca. 25 pagina’s (8500 woorden). Voor onderwerpen die betrekking hebben op het Russische taalgebied geldt dat ruim gebruik gemaakt moet worden van russischtalige bronnen en literatuur.
De begeleidingsprocedure bij het maken van een werkstuk wordt vastgesteld in overleg tussen de student en de docent. Deze procedure omvat in de regel vier momenten waarop goedkeuring van de docent vereist is:
1. Het voorstellen van een onderwerp naar aanleiding van de inleesfase.
2. Het indienen van een plan op basis van een voortgezet onderzoek. Dit plan bevat: -probleemstelling en afbakening;
-verantwoording van bronnen en methoden;
- structuurschema van het betoog;
- tijdsplanning van de student.
3. Het regelmatig uitbrengen van een voortgangsverslag en/of het indienen en bespreken van tekstfragmenten in conceptversie.
4. Het inleveren van de eindversie van het werkstuk, waarna binnen vier weken een beoordeling volgt.
Criteria voor de beoordeling van het werkstuk
Het werkstuk wordt beoordeeld op vorm en inhoud. Bij het bepalen van het cijfer telt de vorm beslist mee!. Het cijfer wordt mede vastgesteld op grond van indeling, taal en stijl, de vorm van de noten en de literatuurlijst en de uiterlijke verzorging in het algemeen. De vormgeving dient in overeenstemming te zijn met hetgeen tijdens Informatiekunde werd geleerd. De inhoud wordt beoordeeld op samenhang, argumentatie en overtuigingskracht van het betoog.
Bij het bepalen van het cijfer tellen vooral de volgende inhoudelijke aspecten zwaar:
a. formulering van de probleemstelling;
b. afbakening van het onderwerp;
c. keuze van relevante literatuur en bronnen;
d. gebruik van literatuur en bronnen; hierbij wordt o.a. gelet op de volgende punten: is de literatuur of bron voldoende bestudeerd? Is de literatuur of bron kritisch gebruikt en zinvol verwerkt? Geeft de literatuurlijst de bestudeerde literatuur weer?
e. betoogtrant en logische structuur; hierbij wordt gelet op de volgende punten: – is het beweerde begrijpelijk, ondubbelzinnig en onpartijdig geformuleerd? – Hoe is de samenhang tussen de hoofdstukken? – Hoe is de opbouw van ieder hoofdstuk afzonderlijk? – Vloeit de conclusie voort uit het betoog en is er een logische samenhang tussen probleemstelling en conclusie? – Is een eventuele eigen inbreng tegenover de gebruikte literatuur goed gefundeerd? – Zijn de verschillende gegevens uit de literatuur en bronnen goed tegen elkaar afgewogen? – Is er helder onderscheid gemaakt tussen de weergegeven feiten, opvattingen van anderen en eigen interpretaties?
f. het notenapparaat – de juiste vormvoldoende wetenschappelijke verantwoording
N.B. Voor het scriptie-archief moet de student 2 uitgeprinte exemplaren en 1 elektronische versie inleveren
A la carte- en Contractonderwijs
Niet beschikbaar voor A la carte- of Contractonderwijs.
Literatuur
Eco, U., Hoe schrijf ik een scriptie? (Amsterdam) 1994
Gessel, H. van e.a. ed., De Volkskrant Stijlboek, (Amsterdam) 1992
Mirande, M.J.A. en E. Wardenaar, Scriptieproblemen, (Groningen), 1989
Renkema, J. Schrijfwijzer: Handboek voor duidelijk taalgebruik. (Den Haag) 1994
Woordenlijst Nederlandse taal (Den Haag) 1995
Zie verder ook Hoe schrijf ik een werkstuk Slavische taalkunde? op www.slavisch.leidenuniv.nl (onder Studiemateriaal online), waarin ook vele algemene tips zijn opgenomen.
Toetsing
Werkstuk