Studiegids

nl en

Vraagstukken Voortplanting en Vroege Levensfasen

Vak
2014-2015

Beschrijving

Dit blok in het bachelorprogramma behandelt de vraagstukken rond voortplanting en vroege levensfase. De rode lijn in het blok is: Groei en ontwikkeling, van conceptie tot volwassenheid. De thema’s in dit blok worden behandeld aan de hand van ontwikkelingsstadium en/of leeftijdsgroep waarin het thema typisch voorkomt.

Thema’s
1. Zwanger worden
2. Zwanger zijn
3. Bevalling, transitie, pasgeborene
4. De zuigeling
5. Het jonge kind
6. Het schoolgaande kind
7. De adolescent

Leerdoelen

  1. De student verklaart gegevens uit een patiëntencasus binnen vraagstukken die typisch zijn voor een bepaalde leeftijdscategorie (anamnese, LO, laboratoriumonderzoek en beeldvormend onderzoek) vanuit anatomie, ziektemechanisme*, pathologie, pathofysiologie, genetica en ontwikkelingsniveau en definieert hiermee een klinisch probleem. Daarbij bepaalt de student welke disciplines** relevant zijn voor het oplossen van een probleem. *ziektemechanismen worden in 2 blokken onderwezen in jaar 2: zie richtlijn (taartpunt, volgt) **medisch / ondersteunend specialisme

  2. De student geeft voor het klinisch probleem bij een patiëntencasus een differentiaal diagnose passend bij ontwikkelingsniveau en achtergrond, op volgorde van waarschijnlijkheid .

  3. De student stelt een diagnostisch plan op en verantwoordt keuzes op basis van etiologie, pathogenese, leeftijd en belasting voor de patiënt.

  4. De student stelt een behandelplan op, rekening houdend met de sociale context. Medicamenteuze behandeling is gericht op groepen medicamenten, rekening houdend met de leeftijd, en wordt verantwoord op basis van werkingsmechanismen en bijwerkingen en uitgewerkt volgens de 6 step methode . Niet medicamenteuze behandelingen kunnen leefregels betreffen en opvoedkundige adviezen. De student kan hierover voorlichting geven.

  5. De student kan met kennis van fysiologische en pathofysiologische veranderingen rondom bevruchting, geboorte, ontwikkeling, groei en geslachtsrijping voorspellingen doen over medische en psychosociale problemen die als gevolg daarvan kunnen optreden . De student kan (aangeboren) afwijkingen herleiden tot problemen in de embryologische ontwikkeling, homeostase en fysiologische regelkringen in en buiten de baarmoeder, op cellulair en moleculair niveau.

  6. De student herkent situaties waarin de arts met andere niet-medische disciplines moet samenwerken om goede zorg voor de patiënt te leveren en geeft aan welke disciplines dat zijn. De student kan aangeven in voorbeeldsituaties hoe de communicatie binnen multidisciplinair overleg verloopt .

  7. De student herkent situaties in de vroege levensfase waarin de arts zich extra bewust moet zijn van ethische dilemma’s, is in staat hierop te reflecteren en is op de hoogte van relevante juridische kaders.

  8. De student kan de organisatie en inhoud van de zorg rondom een ongecompliceerde zwangerschap in Nederland beschrijven . De student herkent en beschrijft een gecompliceerde zwangerschap aan de hand van criteria. De student kan in een oefensituatie de toekomstige ouders hierover inlichten, en een adequate verwijsbrief schrijven aan de juiste zorgverlener in het juiste echelon.

  9. De student kan in een oefensituatie een heteroanamnese en een seksuologische anamnese afnemen en kan deze weergeven in een patiëntendossier. De student kan risicofactoren voor kindermishandeling herkennen in een casus en dit weergeven in een SPUTOVAMO formulier. De student is op de hoogte van de regelgeving omtrent kindermishandeling: de student kan aan de hand van een video opname van het ouder gesprek volgend op bovengenoemde casus een schriftelijke melding aan het Advies en Meldpunt kindermishandeling opstellen.

  10. De student past kennis over de organisatie en inhoud van primaire en secundaire preventiemaatregelen in de verloskundige en kindergeneeskundige zorg in Nederland toe in een oefencasus en geeft aan waar de zorg anders is verlopen, welke religieuze en/of culturele factoren hierbij een rol hebben gespeeld, waar dit verschilt van de geadviseerde zorg, en welke gevolgen dit mogelijk kan hebben voor de patiënt.

  11. De student kan aan de hand van een casus een PICO opstellen over een onderwerp uit de foetale geneeskunde of een onderwerp uit de kinder farmacologie, dat wil zeggen een goede zoekvraag formuleren en een adequate zoekstrategie opstellen en uitvoeren in verschillende medische databases. De student verwerkt de bevindingen in een presentatie en beargumenteert de consequenties van de bevindingen voor het behandeladvies.

Onderwijsvorm

Zelfstudie ondersteund door E-learning: 20 uur per week
Werkgroepen: 2 uur per week
Patiënt demonstraties, hoorcolleges: 9 uur per week
Responsiecolleges: 1 uur per week

Toetsing

Twee tussentoetsen, 1 eindtoets

Contact

Mw. N. Lutz-Toole
Secretariaat Kindergeneeskunde, J6-206
Leids Universitair Medisch Centrum
Albinusdreef 2
2333 ZA Leiden

T: 071-5266143
E-mailadres