Het begrip synchroniciteit werd ingevoerd door C.G. Jung ter kwalificatie van een specifiek type co?identie, namelijk die manifestaties van ‘onwaarschijnlijk toeval’ die binnen het kader van het Jungiaanse denken een effectuerende betekenis lijken te kunnen dragen. Breder gedefinieerd ‘als acausaal verbindend beginsel’ dat werkzaam is in de natuur, meende Jung synchroniciteit niet alleen te herkennen in spontane betekenisvolle toevalligheden in het dagelijks leven, maar ook als ‘toeval-regulerend’ beginsel dat lijkt te worden aangesproken in traditionele mantische procedures zoals de I Ching. Ter verheldering van het begrip synchroniciteit doet Jung een beroep op de filosofie van o.a. Kant en Schopenhauer. Een meer praktisch argument ten gunste van het synchroniciteitsbegrip vond Jung in de resultaten van het gecontroleerd experimenteel parapsychologisch onderzoek van zijn tijd.
Wat zijn de sterke en zwakke kanten van het synchroniciteitsbegrip? Hoe verhoudt het begrip zich tot belangrijke thema’s in de filosofie en tot de resulaten van de moderne parapsychologie na Jung? Welke nieuwe theoretische ontwikkelingen kunnen licht werpen op synchroniciteit? De behandeling van deze thema’s zal leiden tot een beschouwing van de relatie tussen synchroniciteit en transcendente aspecten van de psyche. Dit college is interessant voor filosofen, psychologen en theologen.
De studielast van deze cursus kan in overleg met de docent worden uitgebreid met extra literatuur.
Onderwijsvorm
Hoorcollege
Toetsing
Wordt nader bekend gemaakt
Literatuur
*Jung, C.G. (1952) Synchronicity: an Acausal Connecting Principle. Collected Works, Vol 8. London: Routledge and Kegan Paul. (ook in paperback verkrijgbaar) *Radin, D.I. (1997). The Conscious Universe: The Scientific Truth of Psychic Phenomena. San Francisco: HarperEdge.