Toegangseisen
Zie Ingangseisen thema's Masteropleiding Farmacie
Beschrijving
In het thema Centraal Zenuwstelsel richt de student zich op de farmacotherapie van neurologische en psychiatrische aandoeningen. De fysiologie en anatomie van de hersenen en zenuwen om vanuit daar de pathogenese, de pathofysiologie en het beloop van de aandoeningen te leren.
Leerdoelen
De student:
Kan de pathogenese, pathofysiologie, pathologie, beloop, prognose en risicofactoren van de belangrijkste psychiatrische en neurologische aandoeningen uitleggen;
Kan de farmacotherapeutische behandeling benoemen van de belangrijkste psychiatrische en neurologische aandoeningen: de geneesmiddelengroepen (met hun werkingsmechanisme, bijwerkingen, metabolisme en kinetiek) beschrijven, onderscheiden en toepassen, de behandelmogelijkheden benoemen, deze behandeling ordenen op basis van patiëntkenmerken en dit wetenschappelijk onderbouwen;
Heeft inzicht in de gevolgen van veelvoorkomende farmacogenetische variaties en kan dit toepassen om de farmacotherapeutische behandeling van een patiënt te optimaliseren;
Levert op basis van zijn farmaceutische deskundigheid een deskundige bijdrage aan de ontwikkeling van richtlijnen en zorgprotocollen, rekening houdend met effectiviteit, veiligheid, kosteneffectiviteit en patiëntperspectief;
Kan de pathogenese, pathofysiologie, pathologie, beloop, prognose en risicofactoren van de belangrijkste psychiatrische en neurologische aandoeningen uitleggen;
Kan de belangrijkste geneesmiddelengroepen, die worden toegepast bij de psychiatrische en neurologische aandoeningen, met hun werkingsmechanisme, bijwerkingen, metabolisme en kinetiek kunnen beschrijven, onderscheiden en toepassen;
Kan de farmacotherapeutische behandeling benoemen van de belangrijkste psychiatrische en neurologische aandoeningen, de behandelmogelijkheden benoemen, deze behandeling ordenen op basis van patiëntkenmerken en dit wetenschappelijk onderbouwen;
Bepaalt wanneer welke bio-analytische bepalingen geïndiceerd zijn ter vaststelling van de geneesmiddelconcentratie in lichaamsvloeistoffen, interpreteert uitkomsten van deze bepalingen en vertaalt deze naar een optimale individuele farmacotherapeutische behandeling;
Heeft inzicht in de gevolgen van veelvoorkomende farmacogenetische variaties en kan dit toepassen om de farmacotherapeutische behandeling van een patiënt te optimaliseren;
Interpreteert klinisch geneesmiddelonderzoek en exploreert de effecten daarvan naar de dagelijkse praktijk rekening houdend met verschillen in populatie en zorgsysteem;
Levert op basis van zijn farmaceutische deskundigheid een deskundige bijdrage aan de ontwikkeling van richtlijnen en zorgprotocollen, rekening houdend met effectiviteit, veiligheid, kosteneffectiviteit en patiëntperspectief;
Kan adequaat om gaan met diverse patiëntgroepen, zoals kinderen, ouderen, mannen en vrouwen en patiënten met een divers opleidingsniveau of diverse culturele achtergrond of bepaalde kwetsbaarheid;
Signaleert, interpreteert en lost patiëntgebonden farmacotherapeutische problemen naar vermogen op;
Kan adequaat optreden bij incidenten en risico’s rondom productzorg en farmaceutische patiëntenzorg, op het niveau van de individuele patiënt en van de maatschappij;
Voert een risicoanalyse met betrekking tot medicatieveiligheid uit;
Staat open voor klachten over productzorg, patiëntenzorg, bejegening binnen de organisatie en weet hoe hiermee omgegaan moet worden;
Rooster
Het rooster kun je vinden op de LUMC roostersite of op de LUMC rooster app.
Onderwijsvorm
Het thema bestaat uit negen weken. In de eerste twee weken wordt cursorisch onderwijs gegeven met onderstaande onderwijsvormen. In week drie tot en met acht loopt de student farmaceutische coschappen in de ziekenhuisapotheek en afdelingen in het ziekenhuis om zich vervolgens in de negende week te kunnen richten op de eindtoets.
In de farmaceutische coschappen zijn er wekelijks twee terugkomdagen die bestaan uit een praktijkreflectie en afwisseling in cursorisch onderwijs.
De onderwijsvormen bestaan uit:
Hoorcolleges, werkgroepen, werkcolleges, zelfstudie, zelfstudieopdrachten, coschappen, praktijkreflectie.
Toetsing
Het eindoordeel van het thema bestaat uit:
1. 60% schriftelijke toetsing (maximaal 100 punten) bestaande uit:
a. deeltoets (gesloten vragen) . Hiermee worden maximaal 25 punten behaald
b. eindtoets (open vragen) Hiermee worden maximaal 75 punten behaald
Het hertentamen van de schriftelijke toetsing beslaat de studiestof van de deeltoets en de eindtoets tezamen, in een vergelijkbare verhouding
35% eindbeoordeling farmaceutisch coschap
Aanwezigheid tijdens kleinschalig onderwijs (praktijkreflecties, werkgroepen, practica en mentoraat) is verplicht. Aanwezigheid bij minimaal 80% van het kleinschalig onderwijs leidt tot 0,5 punt voor het eindoordeel van het thema.
Bij te laat inleveren van opdrachten dient een extra opdracht te worden gemaakt.
De totale schriftelijke toetsing, alsmede de eindbeoordeling van de praktijk, moeten beide met minimaal een voldoende (5,5 of hoger) beoordeeld zijn.
Nabespreking
De nabespreking wordt in principe binnen vier studieweken na de eindtoets gehouden. Meer informatie over datum en tijdstip wordt voorafgaand aan de eindtoets via Blackboard gecommuniceerd.
Blackboard
Bij dit vak wordt gebruik gemaakt van Blackboard.
Literatuur
Voor de volledige literatuurlijst, zie de Literatuurlijst Master Farmacie.
Aanmelden
Zie studentenwebsite.