Reflectie op de verhouding tussen archeologische vakuitoefening en maatschappelijke context, vanuit verschillende invalshoeken: cultuur- en identiteitspolitiek (nationalisme, inheemse volkeren, globalisering), cultureel eigendomsrecht (‘reburial issue’, claims op ‘oudheden’) en exonomische aspecten (cultuurtoerisme, handel in ‘oudheden’).
Admission requirements
Geen.
Course objective
Kennis van de maatschappelijke context en inbedding van archeologisch onderzoek in een internationaal perspectief.
Learning objectives
*
Kan aangeven welke belangen archeologische resten, naast het archeologisch belang, voor anderen kunnen hebben; *
Bewust zijn van het feit dat archeologische belangen kunnen conflicteren met die van andere personen; *
Kan de belangrijkste vier conflicten benoemen, herkennen en aangeven welke belangen voor anderen hierbij spelen (de handel in en plundering van oudheden, de omgang met menselijke resten (reburial issues), restitutie van archeologische artefacten, cultuurpolitiek: de rol van het verleden voor het heden); *
Weet hoe archeologie georganiseerd is: wereldwijd, Europees en nationaal (UNESCO, Malta, e.d.);
Method of instruction
Responsiecollege.
Examination
Tentamen.
Required reading
R.Skeates 2000: Debating the archaeological heritage (Duckworth Debates in Archaeology), een aantal artikelen volgt nog.