Ingangseisen
Zoölogisch practicum (Ecologie II) gevolgd hebben.
Beschrijving
Onderzoek van overblijfselen van kleine en/of grote zoogdieren uit archeologische context vereist kennis op het gebied van het verzamelen, prepareren, conserveren en determineren van de Pleistocene en/of Holocene resten. Daarnaast is een gedegen kennis van de diversiteit en de evolutie van de verschillende diergroepen gedurende het Pleistoceen en Holoceen van belang. De uiteenlopende, toegepaste onderzoeksmethodes zullen tijdens de cursus uitgebreid aan bod komen.
Doelstelling
Het vergroten van de zoölogische/paleontologische kennis.
Leerdoelen
De student is in staat de skeletelementen (inclusief tanden en kiezen) van veel voorkomende diersoorten uit het Holoceen en Pleistoceen te herkennen en te benoemen;
De student is in staat het archeozoölogisch materiaal te beschrijven volgens de standaard die gebruikelijk is in het vakgebied;
De student is in staat archeozoölogisch materiaal met behulp van bepaalde methodes (die geïntroduceerd worden in de specialisatiecursus) te onderzoeken;
De student is in staat de karakteristieke, afwijkende kenmerken van archeozoölogisch materiaal en die van verschillende soorten bewerkingssporen op het materiaal te benoemen en te onderscheiden;
De student is in staat om onder begeleiding een archeozoölogisch onderzoek uit te voeren en de resultaten te combineren met andere aspecten van een archeologisch onderzoek;
De student is in staat om onder begeleiding te komen tot een basale rapportage van het (deel)onderzoek.
Onderwijsvorm
Practicum.
Toetsing
Beoordeling van het onderzoek en het afsluitende werkstuk.