Prospectus

nl en

Innovatieve leeromgevingen 1 en 2

Course
2009-2010

Coördinatie

Dr. C.J. de Brabander

Doel en inhoud

Doel
Tal van opleidingen, scholen en onderwijsinstellingen propageren op de een of andere manier aan onderwijsinnovatie te doen. Veelgebruikte termen waarmee zij zich profileren zijn bijvoorbeeld ‘het nieuwe leren’ en ‘competentiegericht leren’. De discussies hieromtrent zijn vaak emotioneel en niet gebaseerd op feiten. Doelstelling van deze cursus is om meer duidelijkheid te verschaffen rondom onderwijsinnovatie. Wat is het? Wanneer is onderwijs ‘innovatief’ en wanneer is het ‘traditioneel’? Hoe nieuw is vernieuwend onderwijs eigenlijk? Vervolgens komen vragen vanuit het ontwerpperspectief aan de orde zoals: hoe pak je de innovatie van onderwijs aan?

ICT kan een belangrijke rol spelen bij innovatief onderwijs. Er zijn onderzoekers die beweren dat er een geheel nieuwe generatie leerlingen en studenten zit aan te komen voor wie ICT even vanzelfsprekend is als een boek. Het gaat dan bijvoorbeeld over samenwerkend leren per computer, web based learning, games en simulaties. Hoofddoel van deze cursus is de student een kritisch inzicht te geven in onderwijsinnovatie, de belangrijkste kenmerken ervan, ontwerp, slaag- en faalfactoren en implementatie.

Inhoud
Competentiegericht leren, het nieuwe leren of natuurlijk leren. Vrije scholen, Montessori onderwijs, Slash 21, Unic, Wittering.NL school, De Open Universiteit, de Nieuwste school. E-moderating Nederland, Studiehuis, Iederwijs, magical education, 4C/ID, e-learning, Teleblik, web quests, educational gaming en blended learning. Zonder veel moeite is deze lijst van ‘onderwijsinnovaties’ uit te breiden. Sommige van deze innovaties bestaan al langer, maar veel zijn heel recent. Ze vinden plaats in alle vormen van onderwijs.

Geprobeerd wordt om de student in deze cursus een denkkader aan te reiken, dan wel om dit gezamenlijk te ontwikkelen, waardoor het mogelijk wordt duidelijkheid te scheppen (eindtermen 1.1, 1.3, 2.1, 2.2).

Uitgangspunt van dit kader is dat niet de theoretische beschrijving van een bepaalde onderwijsinnovatie centraal moet staan, maar het feitelijke proces en met name de perceptie ervan door de student. Door deze bril valt al snel op dat er duidelijke noemers te vinden zijn, die bij de meeste onderwijsinnovaties in meerdere of mindere mate voorkomen. Er wordt steeds een bepaald studentgedrag verwacht (bijvoorbeeld meer zelfwerkzaamheid en meer leren op inzicht) in combinatie met steeds terugkerende elementen in de leeromgeving (zoals meer autonomie voor studenten, meer realistische of ‘authentieke’ taken en meer samenwerking). Motivatie speelt in dit studentperspectief een centrale rol.
De leeromgeving wordt opgevat als de context waarin bij de lerende leerprocessen worden uitgelokt, begeleid en op gang gehouden. De leeromgeving kan vanuit verschillende perspectieven beschouwd worden, zoals doelen van het onderwijs, de startsituatie van de lerende, beoogde leerervaringen, leerinhouden, werkvormen, onderwijsleermiddelen en assessment. In het onderdeel ‘Innovatieve leeromgevingen’ wordt aandacht besteed aan nieuwe mogelijkheden om de werking van de leeromgeving te optimaliseren. Daarbij komen verschillende perspectieven aan de orde. Inhoudelijk sluit de cursus aan op de cursus “leren op school, theorieën en –modellen”.

De cursus valt uiteen in twee hoofdonderdelen: analyse en ontwerp.
In het deel analyse wordt kritisch gekeken naar onderwijsinnovatie. Wat zijn de bedoelingen ervan? Wat zijn de belangrijkste kenmerken? Studenten zullen kennis opdoen van het innovatieproces en deze kennis gebruiken om vernieuwing in de praktijk te analyseren en te beoordelen. Studenten zullen (gast)colleges krijgen van vertegenwoordigers van belangrijke onderwijsinnovaties in Nederland. In samenwerking met een aantal scholen zullen studenten zelf een onderwijsinnovatie ontwikkelen, invoeren en evalueren (eindtermen 2.3, 2.4, 2.8, 2.10, 2.11, 3.1, 3.2, 3.3).

In het deel ontwerp zullen studenten kennismaken met ontwerpmethodieken zoals de 4C/ID benadering van van Merriënboer, en een geïntegreerde benadering van e-learning (Jochems, van Merriënboer, & Koper, 2004). Verder zullen zij in dit deel leren om een op HTML gebaseerde beperkte web-based leeromgeving op te zetten, om zo hands-on ervaring op te doen met het gebruik van ICT bij onderwijsinnovatie.

Onderwijsvormen

Een 8-tal bijeenkomsten is gepland waar de verschillende onderwerpen aan de orde komen. Er komen verschillende interessante gastsprekers. In aansluiting op deze bijeenkomsten worden bezoeken aan een school afgelegd in het kader van de implementatie van een onderwijsinnovatie. Voor een van deze instellingen wordt ook een innovatie ontwikkeld, geïmplementeerd en geëvalueerd. Rondom het zelf in HTML opzetten van een kleine leeromgeving aan de hand van 4C/ID worden enkele werkcolleges georganiseerd.

Literatuur

  • Jochems, W., Van Merriënboer, J., & Koper, R. (2004). Integrated E-learning: Implications for Pedagogy, Technology and Organization. London: RoutledgeFalmer. (230 p.)

  • Janssen, A. M. B. & J. J. G. van Merriënboer (2002). Innovatief Onderwijs Ontwerpen. Via Leertaken naar Complexe Vaardigheden. Groningen: Wolters-Noordhoff. (171 p.; 36,50 Euro)

  • Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2000). Self-determination theory and the facilitation of intrinsic motivation, social development, and well being. American Psychologist, 55, 68-78. (10 p.)

  • Martens, R., & Boekaerts, M. (2007). Motiveren van studenten in het hoger onderwijs. Theorie en interventies. Hoger Onderwijs Reeks. Groningen: Wolters-Noordhoff. (96 p.).

  • Boekaerts, M., & Martens, R. (2006). Motivated Learning: What is it and how can it be enhanced? In L. Verschaffel,.F. Dochy, M. Boekaerts, & S. Vosniadou (Eds.) Instructional psychology: Past, present and future trends. A look back and a look forward (pp. 113-130). London: Elsevier. (26 p.)

Er wordt gebruik gemaakt van deels nog nader te bepalen literatuur die zoveel mogelijk beschikbaar wordt gesteld in de vorm van readers of via electronische PDF-documenten. Van de gegeven literatuurverwijzingen dient men de tweede, Janssen & van Merriënboer (2002) aan te schaffen.

Toetsing

Toetsing zal plaatsvinden aan de hand van te maken opdrachten. Er volgt een centrale eindpresentatie van de groepsopdrachten bij een van de betrokken scholen in Den Haag, en er wordt een groepsverslag gemaakt. Bij de individuele opdracht wordt het in 4C/ID gemaakte ontwerp beoordeeld.

Rooster

Rooster Innovatieve leeromgevingen 1 en 2