Prospectus

nl en

Bachelorproject Pol

Course
2015-2016

Omschrijving

Doel: 1. Het leren toepassen van concepten, theorieën en methoden alsmede het opstellen van een theoretisch kader met behulp van een van de voren door de docent geformuleerd kader.
Doel: 2. Het uitvoeren van en rapporteren over een literatuur- of beperkt empirisch onderzoek
Inhoud: In het bachelorproject leren studenten onderzoeksvragen formuleren, onderzoek ter beantwoording van die vragen te ontwerpen, een eigen onderzoek uit te voeren, en over dat onderzoek verantwoord en helder te rapporteren. Er worden verschillende projecten aangeboden die gestructureerd zijn rond een bepaald (redelijk breed) thema, waarbinnen de studenten een individueel onderzoek uitvoeren. Met de eindrapportage – de Bachelorscriptie – vindt de afronding van de Bacheloropleiding Politicologie plaats. De scriptie is een individueel eindwerkstuk gebaseerd op althans deels eigen, oorspronkelijk onderzoek.
Het bachelorproject is een intensieve studieactiviteit waarvoor de student tijdens blok 4 fulltime beschikbaar dient te zijn.

Inleidende bijeenkomst

Op 23 november 2015 tussen 14.00-15.00 uur (géén Leids kwartiertje; zaal 1A20) vindt een korte inleidende bijeenkomst plaats voor het bachelorproject. Daarin volgt nadere uitleg over het bachelorproject en introduceren de docenten hun deelprojecten. Ook is er gelegenheid tot vragen stellen.

Inschrijving

Inschrijven via uSis is mogelijk vanaf 7 december 2015, 14.00h. Er is per deelproject plek voor maximaal 15 studenten. Inschrijving wordt gedaan op basis van het principe ‘first come first serve’. Studenten kunnen wel op een wachtlijst worden geplaatst (maximaal 8 studenten per project). Studenten kunnen zich alleen inschrijven wanneer ze voldoen aan de inschrijvingsvereisten (zie hieronder). De inschrijving sluit op zondag 20 maart 2016 23.59h.

Het is aan te raden om een bachelorproject te kiezen dat aansluit bij door u al eerder gevolgde, aanverwante vervolgcursussen.

Bachelorproject thema’s

Nationale Politiek – Heine (4765)
Eind jaren ’60 klaagde Lijphart dat de Nederlandse casus bij zijn buitenlandse collega’s zo weinig aandacht kreeg. Als mogelijke reden gaf hij dat de Nederlandse politiek van 1917 tot 1967 bijzonder saai was. In decennia daarna veranderde dit beeld. Een periode van polarisatie volgde en het politieke landschap werd omgeploegd. In cultureel opzicht veranderde het land van uitgesproken burgerlijk en religieus in het libertijnse en seculiere tegenbeeld ervan. De welvaartsgroei in de jaren ’60 was ongekend en de Nederlandse verzorgingsstaat groeide uit van de kleinste tot de meest genereuze van Europa. Met de economische laagconjunctuur in de jaren ’70 werd het sociale stelsel onbetaalbaar. In de decennia daarna volgden grote en succesvolle hervormingen. Men sprak niet langer over de ‘Dutch disease’, maar over de ‘Dutch miracle’ en het ‘poldermodel’ werd internationaal geroemd. Op ethische kwesties van euthanasie, softdrugs tot het homohuwelijk liep Nederland ‘voorop’ in de wereld en was menigeen trost op het zelf aangemeten imago van ‘gidsland’. Nergens werden de waarden van vroeger zo snel afgeworpen en een nieuwe moraal omarmd als in Nederland. Een vergelijkbaar snelle omslag in denkbeelden was rond 2002 te zien in het integratiedebat. Na Fortuyn was het integratiebeleid – althans in de beeldvorming – niet langer uitgesproken ‘multiculti’ maar primair gericht op de (culturele) assimilatie van minderheden. Dit deelproject van Bart-Jan Heine behandelt de Werdegang van de Nederlandse politiek na de jaren ’60 aan de hand van enkele beeldbepalende politieke kwesties: WAO/sociale zekerheid (1976-2006), abortus (1966-1982) en euthanasie (1980-2002), integratie (ca. 1994-heden). Studenten staat het vrij om een eigen onderwerp te kiezen, een onderzoeksvraag te formuleren en bijpassende methoden te kiezen. De voorbereidende achtergrondliteratuur bestaat uit: De Rooy (2014) Ons stipje op de wereldkaart, p.233-301.; Wielenga (2009) Nederland in de twintigste eeuw, p.235-317.; Aerts e.a. (1999), Land van kleine gebaren, p.265-342.; Bosmans & Van Kessel (2011) Parlementaire geschiedenis van Nederland, p.103-249. Daarbij wordt per beleidskwestie nog literatuur voorgeschreven.

Internationale Politiek – Kleistra (4764)
Yvonne Kleistra’s bachelor project group in International Politics concerns the behavior and influence of international non-state actors in the international arena. The study of international politics has traditionally focused on explaining (inter)state behavior from the perspective of grand theories such as (neo)realism and (neo)liberal institutionalism. Given that non-state actors are of a very different nature than states and generally lack hard power, non-state actors try to bring about political change by the (attempted) creation and diffusion of norms that guide (inter)state behavior. How non-state actors (attempt to) create and spread norms, and whether non-state actors are actually able to influence (inter)state behavior, are the main research questions addressed in this bachelor project. With international relations theory, the midrange theories and models within the grand theory of social constructivism provide tools through which the behavior of non-state actors can be studied. Participants can opt for a particular non-state actor, norm or combination of the two (e.g., the promotion of democratic norms by the UN Secretary General in speeches addressing the General Assembly, the influence of nuclear non-proliferation as a norm on the foreign policy of North Korea, the way in which epistemic communities try to influence terrorism discourse, etc.). Important authors Jeffrey Checkel, Martha Finnemore, Kathryn Sikkink, Margaret Keck, Ronnie Lipschutz, MJ Peterson, Charli Carpenter en Richard Price.

Vergelijkende Politiek – Erk (4768)
Jan Erk’s bachelor project group in Comparative Politics is devoted the theme of nations and nationalism this year. The project starts by examining the emergence of nationalism as the dominant ideology on state legitimacy in the 19th century – both in domestic terms as the nation-state came to be seen as the legitimate basis of political authority as well as international terms as nations-states came to replace multination empires and other pre-modern political entities as the universally accepted legitimate unit of world politics. The project examines nationalism’s subsequent political impact that continues to this day. The bachelor project will examine in detail a number of contemporary case-studies from Africa, and explore the enduring influeence of nationalism on world politics. Students will be free to pursue their own theoretical and methodological choices. Course readings will be distributed to bachelor project participants; those who are contemplating this bachelor project are advised to browse through the journals Nations and Nationalism and Nationalism and Ethnic Politics to get an idea about the various scholarly debates within the field. Students are expected to write their bachelor projects in Dutch. In order to participate in this project, students need to have succesfully concluded the 2nd year course ‘Comparative Analysis of Political Systems’.

Politieke Filosofie – Oversloot (4766)
Wat wij democratie noemen is, volgens een klassieker opvatting, op zijn best een gemengde staatsvorm met enige democratische elementen. De rechtsstaat, men kan eraan gehecht zijn, maar de rechtsstaat kan ook gezien worden als een beperking van de democratie, en de (opkomende) democratie is in de negentiende eeuw ook wel gezien als een bedreiging van de rechtsstaat. ‘Hoeveel’ democratie is nodig om van een ‘echte ’democratie te kunnen spreken? Als men het houden van verkiezingen voor het vervullende van staatsambten niet als een oligarchisch element in de staatsorganisatie beschouwt, maar, in tegendeel, als de manier waarop democratie in ‘de moderne tijd’ gestalte wordt gegeven, welke staatsambten moeten dan verkiesbaar zijn om van een democratie te kunnen spreken? En als democratie samengaat met – en uitdrukking moet geven aan – de politieke gelijkheid van (volwassen) leden van de politieke gemeenschap, hoe ongelijk mag het ‘feitelijke gewicht’ van de individuele stemmen dan zijn? Hoe ongelijk mag de feitelijke politieke invloed van individuen dan zijn? Is democratie mogelijk in een staat met een zeer grote vermogens- en inkomensongelijkheid? (Of omgekeerd: Wordt democratie belemmerd door een landsleiding die juist inkomens- en vermogensgelijkheid nastreeft?) Veronderstelt democratie een gedeelde cultuur? De moderne democratie heeft gestalte gekregen binnen statelijk verband. Is democratie ook voorstelbaar in een ‘bovenstatelijke’ orde als de EG? Zijn daarvoor institutionele en/of andere veranderingen nodig? Welke? Als de EG te groot en (nog) te politiek en cultureel divers is om een democratie te kunnen vormen, kan een politieke gemeenschap ook te klein zijn voor een democratische rechtsstaat?
Voor uw poging om een antwoord te geven op een van deze of ‘soortgelijke’ vragen is ruimte in dit Bachelor-project In het Bachelor-programma is slechts een beperkt aanbod van cursussen geweest op het terrein van de politieke filosofie/theorie. U dient in elk geval de tweedejaarscursus “politieke filosofie” met succes te hebben afgerond. Aangenomen wordt ook dat u vertrouwd bent met de kwesties die aan de orde zijn geweest in de vervolgcursus “Democratietheorie”.

Literatuur alvast ter oriëntatie:
Robert A. Dahl & Bruce Stinebrickner, Modern Political Analysis, Prentice-Hall, Englewood Cliffs, 6th rev. ed. 2003 (1963).
Philip Pettit, Republicanism. A Theory of Freedom and Government, Clarendon Press, Oxford etc . 1997.

Politieke Psychologie – Holsteijn (4767)
Buiten en binnen Nederland is meer en meer sprake van de zogenoemde personalisering of presidentialisering van politiek en verkiezingen. Waar, bijvoorbeeld, in het verleden politieke partijen de dominante en collectieve politieke actoren waren, zijn dat nu de individuele politici. Het individu treedt nadrukkelijk op de voorgrond, niet alleen als individuele politicus maar tevens als privé persoon. Herhaalde beweringen aangaande personalisering en presidentialisering van (Nederlandse) politiek en verkiezingen roepen echter niet alleen (te onderzoeken) vragen op rondom de exacte aard en omvang van dit kennelijk recente verschijnsel, maar ook over de wijze(n) waarop individuele politici dan beoordeeld zouden worden. Als en voor zover personen er steeds meer toe doen, wat maakt hen dan aantrekkelijk of minder aantrekkelijk als politicus, stemmentrekker of iemand die kiezers niet weet te lokken, een populaire on impopulaire minister of minister-president? Deze en dergelijke vragen rondom personalisering en presidentialisering zullen, bovenal bezien vanuit politiek-psychologisch perspectief, centraal staan in het bachelordeelproject Politieke Psychologie. U dient in elk geval de tweedejaars cursus ‘Politieke Psychologie’ met succes te hebben afgerond.

Onderwijsvormen

Hoorcolleges, zelfstudie, werkgroepsbijeenkomsten, bibliotheekinstructie, projectbijeenkomsten en zelfstudie

Studiematerialen

Alan Bryman, Social Research Methods. Oxford: Oxford University Press, 2012, 4th ed.
Januari 2016 is bedoeld om de kernliteratuur van het deelproject te lezen om de voorbereidende opdracht te maken. De kernliteratuur is te vinden op de blackboardpagina van het bachelorproject. Daar zal ook verdere informatie over het bachelorproject en de deelprojecten te vinden zijn.

Toetsing

Het schrijven van een Bachelorscriptie van voldoende wetenschappelijk niveau.

Leids scriptie-repositorium

Goedgekeurde scripties worden bewaard in het Leids bachelor-scriptierepositorium na de afronding van uw Bachelorproject. U dient daarvoor een verklaring te ondertekenen. De scripties worden vooralsnog onder embargo geplaatst. Dat betekent dat uw scriptie alleen ter inzage is voor de examencommissie en een externe visitatiecommissie in het kader van de onderwijskwaliteitszorg. Onvoldoende scripties worden op het secretariaat van het Instituut Politieke Wetenschap bewaard.

Rooster

Rooster

Ingangseisen

Deelname aan het Bachelorproject is enkel en alleen toegestaan wanneer de propedeuse is behaald en ten minste 40 EC van het tweede jaar zijn behaald met inbegrip van het studieonderdeel Methoden en Technieken van Politicologisch Onderzoek en het onderdeel dat de inhoudelijke grondslag vormt voor het bachelordeelproject.