Beschrijving
De LBV is een longitudinale onderwijsvorm die loopt vanaf het eerste blok van de Bachelor Geneeskunde tot aan het eerste co-schap van de Masterfase. In het onderwijs van de LBV staat ontwikkeling in drie CanMed rollen centaal: die van Medisch Expert, Communicator en Beroepsbeoefenaar. Daarnaast is er vanzelfsprekend ook aandacht voor de ontwikkeling in de rollen Academicus, Organisator, Samenwerker en Gezonheidsbevorderaar.
Tijdens de LBV worden studenten ieder jaar begeleid door een Docentcoach, met wie zij hun studievoortgang, motivatie en ontwikkeling in de verschillende competenties bespreken.
De docentcoach ondersteunt en stimuleert de studenten – zowel individueel als in werkgroepverband – in hun ontwikkeling in de verschillende CanMed rollen. Het accent in jaar 1 ligt daarbij in het eerste semester op het trainen van algemeen communicatieve en reflectieve vaardigheden en op de ontwikkeling van professioneel gedrag . In het tweede semester ligt het accent op consultvoeringsvaardigheden en klinisch redeneren.
Studenten houden een e-portfolio bij met als doel hun ontwikkeling in de verschillende rollen inzichtelijk en bespreekbaar te maken.
De Lijn Beroepsvorming jaar 1 bestaat uit:
10× 2 uur Patiënt Demonstratie Colleges (PDC’s)
1x Docentcoach-traject met:
8 Docentcoach-bijeenkomsten
Portfolio-opdrachten
2 individuele Docentcoach-gesprekken
1x training Basic Life Support
Schriftelijk tentamen
De Lijn Beroepsvorming is een vervolg op de Zorgstage en vormt qua onderwijs een geïntegreerd geheel met de Verdiepingsdagen Ouderengeneeskunde.
Daar waar mogelijk zal de stof van de LBV gerelateerd worden aan de leerstof van het parallel lopende blok. Voor een deel is de LBV geïntegreerd met de Lijn Academische en Wetenschappelijke Vorming en met de Lijn Samenwerking en Organisatie.
Leerdoelen
1 De student kan de medische vraagstukken die aan bod zijn gekomen tijdens de klinische colleges van de Lijn Beroepsvorming analyseren en maakt daarbij gebruik van kennis uit natuurwetenschappelijke basisvakken en mens en maatschappij wetenschappen, voor zover dat is behandeld tijdens de blokken van het eerste jaar.
2 De student kan de medische vraagstukken opgezette lymfeklieren, kortademigheid, pijn op de borst, hoofdpijn, duizeligheid, wegraking en rugpijn analyseren en maakt daarbij gebruik van kennis uit natuurwetenschappelijke basisvakken en mens en maatschappij wetenschappen, voor zover dat is behandeld tijdens de studieopdrachten, de Docentcoach-bijeenkomsten en de blokken van het eerste jaar.
3 De student kan differentiaal-diagnostische overwegingen geven van deze medische vraagstukken, door de vraagstukken te relateren aan orgaansystemen.
4 De student kan aangeven welke epidemiologische gegevens relevant zijn bij deze medische vraagstukken.
5 De student kan aangeven welke anamnese vragen relevant zijn bij deze medische vraagstukken.
6 De student kan aangeven welk lichamelijk onderzoek bij deze vraagstukken relevant is, voor zover dat tijdens de Patiënt Demonstratie Colleges en/of de Docentcoach-bijeenkomsten is besproken.
7 De student is in staat het vraagstuk te analyseren in pathofysiologische termen.
8 De student kent voor de (differentiaal-) diagnoses die besproken zijn tijdens de klinisch colleges het beleid en weet de overwegingen van de behandelend arts te verwoorden.
9 De student kan de verschillende diagnostische strategieën benoemen en onderbouwen met voorbeelden.
10 De student kan de verschillende fasen tijdens het geneeskundig proces en binnen een medisch consult benoemen. Hij kan onderbouwen waarom kennis van de premedische fase van belang is voor een arts en hij kan aangeven welke onderwerpen per consultfase besproken worden.
11 De student kan de zeven dimensies van de hoofdklacht benoemen en deze in een oefensituatie exploreren en hij benoemt welke anamnese vragen er per bijbehorende tractus relevant zijn om te stellen.
12 De student kan basic life support toepassen en eerste hulp bij ongelukken bieden.
13 De student kan onderstaande basisgespreksvaardigheden beschrijven en kan de onderstreepte basisgespreksvaardigheden toepassen in testsituaties en in een interview* met een patiënt, zijn familie of zijn verzorgende: -Openen van een gesprek: -Noemen van naam en functie -Informeren van gesprekspartner (patiënt, familie van de patiënt, verzorgende of mede student in rollenspel) over het doel en het verloop van het gesprek. -Afsluiten van een gesprek -Samenvatten -Evalueren en controleren -Afronden/ vervolgafspraak. -Vraagtechniek: open vragen, gesloten vragen, concretiserende vragen, reflecterende vragen, copingsvragen en schaalvragen. -Exploreren van somatische, cognitieve, emotionele, gedragsmatige en sociale aspecten van een klacht. -Benoemen van de hulpvraag en de verwachting van de patiënt. -Actief luisteren: non verbaal en verbaal aanmoedigen, doorvragen, gevoelsreflectie,parafraseren, gebruik maken en hanteren van stilte, markeren en samenvatten. -Tonen van empathie voor gesprekspartner door non verbaal en/of verbaal te reageren op de ander op zo’n manier dat blijkt dat de student zich in de ander kan verplaatsen.
14 De student beschrijft de begrippen placebo- en nocebo en en geeft uitleg over de mogelijk verklarende mechanismen die mogelijk ten grondslag liggen aan deze effecten.
15 De student beschrijft het zes functiemodel van medische communicatie beschrijven (de Haes en Benzing).
16 De student is in staat zich te verplaatsen in de rol van een patiënt en geeft hiervan blijk in een rollenspel en tijdens het delen van ervaringen tijdens de Docentcoach-bijeenkomsten of –gesprekken.
17 De student is in staat in correct Nederlands schriftelijk verslag te doen van een gesprek of interview, waarbij hij de volgende structuur hanteert: inleiding, middeldeel, samenvatting en conclusie.
18 De student geeft een heldere en beknopte presentatie van zichzelf middels een mindmap, prezi of powerpoint.
19 De student geeft in samenwerking met twee medestudenten een overzichtelijke presentatie over een toegewezen onderwerp met behulp van PowerPoint of Prezi.
20 De student kan de drie domeinen van professioneel gedrag beschrijven en kan de kern van medisch professioneel gedrag beschrijven zoals verwoord in de artseneed en in de regels van het beroepsgeheim.
21 De student is in staat mondeling en schriftelijk te reflecteren op eigen gevoelens, normen en waarden in relatie tot ervaringen.
22 De student kan bij casuistiek aangeven hoe etniciteit en cultuur van invloed kunnen zijn op communicatie en handelen.
23 De student kan constructief feedback geven en ontvangen volgens de in het lijnboek aangereikte feedback regels.
24 De student kan lacunes in eigen kennis en competenties aangeven.
25 De student toont respectvol gedrag in relatie tot de patiënt, zijn medestudent, docent, begeleider, waaruit blijkt dat hij kan omgaan met verschillen tussen mensen.
26 De student toont professioneel gedrag in het omgaan met zijn taken: -Bereidt stagedagen en werkgroepen voor. -Toont actieve deelname tijdens onderwijs activiteiten. -Komt op tijd. -Rondt taken af. -Benoemt eventuele frictie tussen studie-activiteiten en privé-activiteiten en zoekt naar oplossingen. -Toont actieve deelname tijdens onderwijs activiteiten. -Komt op tijd. -Rondt taken af. -Benoemt eventuele frictie tussen studie-activiteiten en privé-activiteiten en zoekt naar oplossingen.
27 De student kan de belangrijkste bepalingen die in de WGBO zijn opgenomen en die in dit lijnboek genoemd worden, opnoemen.
28 De student kan de betekenis beschrijven van de volgende termen die gehanteerd worden om aan te geven dat er een voor de patiënt ongunstig resultaat is, als gevolg van medische handelen of juist het nalaten hiervan: fout, bijna-fout, adverse event, complicatie, bijwerking van een behandeling, achteraf verkeerde beslissing.
29 De student kan de spelers in het veld van de zorg benoemen en heeft inzicht in de samenwerkingsverbanden.
30 De student kan een gezondheidsprobleem of een vraagstuk dat betrekking heeft op de gezondheidszorg vanuit het perspectief van de patiënt, de arts, de instelling en vanuit maatschappelijk perspectief belichten.
31 De student beschrijft het begrip zorgplan volgens SAMPC model.
32 De student beschrijft de begrippen missie, visie, kernwaarden en strategisch beleidsplan.
33 De student demonstreert vaardigheid in de volgende onderdelen van het neurologisch onderzoek: beoordelen van hersenzenuwen, beoordelen van reflexen en beoordelen van sensibiliteit.
Onderwijsvorm
Patiënt Demonstratie Colleges, Docentcoach-traject (werkgroepen en individuele gesprekken), studie-, interview- en reflectieopdrachten, presentatie/ voordracht, rollenspellen.
Contacturen
De hierboven gepubliceerde contacturen betreffen de uren van het werkgroep-onderwijs van het docentcoach traject en de Patiënt Demonstratie Colleges.
Toetsing
Reflectieverslagen, presentatie, USB-opname arts patiënt gesprek (rollenspel), schriftelijk tentamen (open vragen en multiple-choice vragen), beoordeling van docentcoach over ontwikkeling in de rollen medisch expert, communicator en beroepsbeoefenaar.
Literatuur
Lijnboek Lijn Beroepsvorming
Lloyd, M, Bor, R. Communication Skills for Medicine, 3rd ed. Edinburgh: Churchill Livingstone, 2009
Grundmeijer, |HGLM, Reenders, K, Rutten, GEHM. Het geneeskundig proces. Maarsen, 3e druk. Elsevier Gezondheidszorg
De Jongh, TOH, de Vries, H, Grundmeijer, HGLM. Diagnostiek van alledaagse klachten. 3e Herziene druk. Houten 2011
Contact
LBV-jr1@lumc.nl