Studiegids

nl en

Bachelor Project Politicologie, Semester I, 2024-2025

Vak
2024-2025

Ingangseisen

De ingangseisen om deel te nemen aan een BAP vanaf 2024-2025 gelden voor studenten die met de opleiding zijn gestart vanaf 1-9-2022:

2024-2025:

  • Ingangseisen: (a) propedeuse, (b) 40 ECTS van jaar 2, incl. (c) Statistiek II, (d) Kwalitatieve Onderzoeksmethoden en (e) Academische Vaardigheden: Onderzoeksontwerp.

Studenten die eerder zijn gestart, en dus niet nominaal lopen moeten voldoen aan de ingangseis van 2023-2024:

2023-2024:

  • Ingangseisen: (a) propedeuse, (b) 40 ECTS van jaar 2, incl. (c) Methoden en Technieken van Politicologisch Onderzoek (10 EC) en (d) Academische Vaardigheden: Onderzoeksontwerp.

Overgangsregelingen
Indien een student het vak Methoden en Technieken van Politicologisch Onderzoek (10 EC) niet heeft behaald in 2022-2023 of eerder, dan dient deze het vak Methoden en Technieken van Politicologisch Onderzoek (5 EC, jaar 1) en Kwalitatieve Onderzoeksmethoden (5 EC, jaar 2) af te ronden.

Bachelor Project Informatiebijeenkomst

Semester I: De informatiebijeenkomst vindt plaats op vrijdag 31 mei 2024. Studenten ontvangen in de eerste week van mei bericht hierover op hun uMail.

Inschrijving Bachelor Project

Semester I: Studenten kunnen zich tussen dinsdag 9 2024 13.00 uur en zondag 4 augustus 2024 23.59 uur in MyStudymap inschrijven voor het Bachelorproject van hun voorkeur. Inschrijving is op basis van first come, first serve.
Neem contact op met het OSC via osc@leiden.edu indien je vragen hebt over de inschrijving.

Taal

De scriptie voor de afstudeerrichting Politicologie wordt in principe in het Nederlands geschreven, tenzij anders aangegeven.

Literatuur

Halperin, S. & Heath, O. (2017) 'Political research: Methods and practical skills' - Oxford University Press, wordt bekend verondersteld. De overige literatuur wordt vermeld op de Brightspace pagina van elk Bachelor Project.

Omschrijving

Doel 1: Het leren toepassen van concepten, theorieën en methoden in een onderzoek binnen een van te voren door de docenten geformuleerd kader;
Doel 2: Het uitvoeren van en rapporteren over een beperkt empirisch of literatuur onderzoek
Inhoud: Het bachelorproject is een cursus die inhoudelijke instructie biedt, gevolgd door een onderzoeksdeel waarbinnen studenten een individueel onderzoek uitvoeren. Verschillende projecten worden aangeboden, gestructureerd rond verschillende thema's. Studenten volgen eerst een aantal weken inhoudelijk onderwijs waarbij ze hun kennis over een bepaald onderwerp binnen een deelgebied van de politicologie verdiepen. Daarna leren studenten een onderzoeksvraag te formuleren, onderzoek te ontwerpen om die vraag te beantwoorden, eigen onderzoek uit te voeren en correct en duidelijk over dat onderzoek te rapporteren.

Het eindrapport - de bachelorscriptie - rondt de bachelor Politieke wetenschappen af. De scriptie is een individuele eindwerkstuk gebaseerd op althans deels eigen onderzoek.

Onderwijsvormen

Plenaire bijeenkomsten, (individuele) spreekuur- of inloopbijeenkomsten, bibliotheekinstructie, en (bovenal!) zelfstudie en zelfwerkzaamheid.

Bibliotheek instructie

Informatie over de digitale module Bibliotheekinstructie zal beschikbaar worden gesteld via Brightspace.

Toetsing

Studenten slagen of zakken voor het gehele Bachelorproject (16 weken).

  • De opdrachten die tijdens het eerste, inhoudelijke deel van het Bachelorproject worden gemaakt leveren gezamenlijk een eerste deelcijfer op. Dit deelcijfer telt voor 40% mee in de bepaling van het eindcijfer. Afronding vindt plaats op 1 decimaal. Het behalen van een voldoende voor dit deel van het bachelorproject is geen noodzakelijke voorwaarde om voor de cursus als geheel te slagen.

  • De volledige thesis die tijdens het tweede, onderzoeksdeel van het bachelorproject wordt geschreven levert een tweede deelcijfer op. Dit deelcijfer telt voor 60% mee in de bepaling van het eindcijfer. Afronding vindt plaats op halve punten en dit onderdeel is behaald vanaf een 5,5. Het behalen van een voldoende voor dit deel van het bachelorproject is wel een noodzakelijke voorwaarde om voor de cursus als geheel te slagen. Dit betekent dat een voor het eerste deel van het bachelorproject behaald onvoldoende deelcijfer gecompenseerd kan worden met het voor het tweede deel van het bachelorproject behaalde deelcijfer (mits dat hoog genoeg is).

Het eindcijfer is het gewogen gemiddelde van beide deelcijfers. Om te slagen voor het bachelorproject (20 ECTS) dient voor het eindcijfer en het scriptiecijfer een voldoende (d.w.z. minstens 5,5) behaald te worden.

Wat betreft herkansingen:

  • Aangezien het eerste, inhoudelijke deel van het bachelorproject voor minder dan 50% meeweegt in de bepaling van het eindcijfer, hebben studenten die een onvoldoende halen voor dat deel geen recht op een herkansing daarvan.

  • Aangezien de thesis, die in het tweede, onderzoeksdeel van het bachelorproject wordt geschreven, voor 50% of meer meeweegt in de bepaling van het eindcijfer, hebben studenten die een onvoldoende halen voor hun thesis recht op een herkansing daarvoor.

  • Studenten die een voldoende halen voor de thesis (die in het tweede deel van het bachelorproject wordt geschreven) hebben ook het recht op een herkansing daarvan, tenzij zij tijdens hun eerste poging voor het gehele bachelorproject zijn geslaagd (wat betekent dat zij voor het eindcijfer en het scriptiecijfer een voldoende hebben behaald).

  • Studenten die zijn gezakt voor het bachelorproject maar voor een van de tweede delen daarvan een voldoende hebben gehaald, mogen in het volgende academische jaar deelnemen aan hetzelfde bachelorproject – mits dat project nog steeds wordt aangeboden en geen fundamentele wijzigingen heeft ondergaan – en het reeds behaalde deel overslaan. Het deelcijfer voor het reeds met een voldoende afgesloten deel blijft staan.

  • Studenten die zijn gezakt voor het bachelorproject en voor beide delen een onvoldoende hebben behaald, dienen het volgende academische jaar helemaal opnieuw te beginnen aan een bachelorproject.

  • Studenten mogen slechts 1 BAP volgen per academisch jaar.

Eindprodukt

Een scriptie van 7.000-8.000 woorden. Dit is de daadwerkelijk vereiste lengte van de thesis. Dus niet 7.000-8.000 woorden plus/min 10%. Wat betreft het woordenaantal: Alles van de inleiding tot de conclusie telt (zoals geregistreerd door MS Word). De volgende elementen tellen niet mee: voorpagina, abstract, inhoudsopgave en referentielijst. Wat betreft de abstract en inhoudsopgave: deze zijn optioneel.

Deadlines

BAP semester I: Vrijdag 20 december 2024, 17:00 uur.

Studenten die een onvoldoende halen voor hun thesis – en dus het volledige bachelor project niet met goed gevolg afsluiten – hebben het recht om hun thesis te verbeteren en opnieuw in te dienen. Dit doen zij op basis van de feedback die zij van hun thesisbegeleider ontvangen tijdens een speciaal daarvoor geplande bijeenkomst. Studenten hebben geen recht op verdere begeleiding. De deadlines voor het herindienen van de thesis zijn:

BAP semester II: Woensdag 12 februari 2025, 17:00 uur.

Hier zijn twee belangrijke voorwaarden aan verbonden:

  • Studenten die een voldoende halen voor de thesis (die in het tweede deel van het bachelorproject wordt geschreven) hebben ook het recht op een herkansing daarvan, tenzij zij tijdens hun eerste poging voor het gehele bachelorproject zijn geslaagd (wat betekent dat zij voor het eindcijfer en het scriptiecijfer een voldoende hebben behaald).

  • Studenten hebben niet het recht om een thesis voor de tweede maal in te dienen als zij geen volledige versie van hun thesis hebben ingediend tijdens hun eerste poging.

Leids scriptie-repositorium

Goedgekeurde scripties worden bewaard in het Leids bachelor-scriptierepositorium na de afronding van uw Bachelorproject. U dient daarvoor een verklaring te ondertekenen.

Bachelorproject thema:

Semester I

101: Nederlandse Politiek: Verkiezingen en Kiesgedrag - (Dr. M. Nagtzaam)
In de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog was het relatief eenvoudig om het electorale gedrag (in het bijzonder bij Tweede Kamerverkiezingen) van Nederlandse kiesgerechtigde burgers te voorspellen of verklaren. Bij de aanwezigheid van een opkomstplicht was de keuze om de gang naar het stemlokaal te maken vooraf en extern bepaald, en daarmee nauwelijks een individuele keuze. En in dat stemlokaal gaf het overgrote deel van het electoraat uitdrukking aan de eigen groepsidentiteit. De verzuiling die op tal van wijzen vorm gaf aan Nederland als land van minderheden betekende dat bij verkiezingen de partijkeuze voor velen evenmin een echte keuze was, maar feitelijk vooral een manifestatie was van een door primair religie en secundair sociaaleconomische positie getekende, min of meer stabiele maatschappelijke (en politieke) segmentatie.
In de laatste decennia van de 20e en zo mogelijk meer nog in de eerste decennia van de 21e eeuw is de Nederlandse kiesgerechtigde echter daadwerkelijk gaan kiezen. Om, na afschaffing van de opkomstplicht, al dan niet te gaan stemmen. En om vervolgens in het stemlokaal daadwerkelijk te kiezen, vaak op een laat moment, uit het in Nederland ruime aanbod van politieke partijen of kandidatenlijsten.
De aanzienlijk toegenomen volatiliteit van de Nederlandse kiezer maakt het zowel lastig als boeiend om zijn of haar electorale gedrag en uiteindelijke partijkeuze te proberen te begrijpen en verklaren. Spelen lange-termijn factoren (toch nog) een rol, zoals sociaal-demografische positie, ideologie en religie, en zo ja, hoe werkt dat dan bij wie en hoe groot is die rol? Of moeten we voor het betere begrip voor het gedrag van de eigentijdse kiezer veeleer korte-termijnfactoren in de verklaring opnemen, zoals campagne-effecten, de beoordeling van gevoerd (economisch) beleid, de evaluatie en waardering van de individuele politicus als persoon, of strategische overwegingen die minder de samenstelling van de te kiezen volksvertegenwoordiging maar eigenlijk van een volgend kabinet in ogenschouw nemen? In het bachelorproject ‘Nederlandse Politiek: Verkiezingen en kiesgedrag’ gaan we op zoek naar antwoorden op deze en verwante vragen met betrekking tot verkiezingen, kiezers en electoraal gedrag in Nederland.
Methoden:
Voor dit project kunnen studenten kwantitatieve en kwalitatieve methode van empirische dataverzameling en -analyse gebruiken. Studenten kunnen gebruikmaken van bestaande databronnen, of een (beperkte) eigen dataverzameling verrichten.