Studiegids

nl en

Accenttentamen Oudere Nederlandse Letterkunde

Vak
2019-2020

Toegangseisen

Geen.

Beschrijving

Studenten kiezen voor een leeslijst Oudere Nederlandse letterkunde die betrekking heeft op één van de volgende tijdvakken: (1) Middeleeuwen, (2) Gouden Eeuw & Verlichting.
Bij de voorbereiding van het tentamen dienen studenten vooral te letten op de hoofdlijnen van de te lezen artikelen en boeken. Volgens welke methode gaan auteurs te werk? Wat zijn hun onderzoeksvragen, hun argumenten en hun conclusies? Het gaat, in algemene zin, meer om het leggen van verbanden tussen de verschillende studies dan om het (zonder meer) reproduceren van losse feiten. Wees bovendien kritisch ten aanzien van wat je leest. Ben je overtuigd van een opgezette argumentatie of van de relevantie van een bepaalde onderzoeksvraag? Bedenk argumenten voor je standpunt.

Leerdoelen

  • Kennis van en inzicht in de ontwikkeling van een aantal belangrijke deelgebieden van de Oudere Nederlandse letterkunde.

  • Zelfstandig wetenschappelijke artikelen kunnen bestuderen en daarover vragen kunnen beantwoorden.

  • Extra achtergrondkennis opdoen voor het schrijven van het BA-werkstuk.

Rooster

Het accenttentamen kan worden afgelegd in de reguliere tentamenperiodes, dus voor het eerste semester in januari en voor het tweede semester vanaf eind mei tot eind juni.

Wie in het eerste semester het mondelinge accenttentamen wil afleggen, dient zich daarvoor uiterlijk 13 december 2019 op te geven bij dhr. prof. dr. W. van Anrooij (Middeleeuwen) of mw. dr. O. van Marion (Gouden Eeuw en Verlichting).

Wie in het tweede semester het mondelinge accenttentamen wil afleggen, dient zich daarvoor uiterlijk 22 mei 2020 op te geven bij dhr. prof. dr. W. van Anrooij (Middeleeuwen) of mw. dr. O. van Marion (Gouden Eeuw en Verlichting).

Onderwijsvorm

Zelfstandige literatuurstudie

Studielast

140 uur

  • Zelfstandig lezen van secundaire literatuur: 140 uur

Toetsing

  • Mondeling tentamen (100%)

  • Het cijfer moet minimaal een 5,5 zijn.

De herkansing vindt plaats onder dezelfde voorwaarden als de eerste kans.

Inzage en nabespreking

Uiterlijk bij het bekendmaken van de uitslag van het tentamen wordt aangegeven op welke wijze en op welk tijdstip de nabespreking van het tentamen plaatsvindt. Er wordt in ieder geval een nabespreking georganiseerd indien een student hiertoe verzoekt binnen 30 dagen na bekendmaking van de uitslag.

Blackboard

Nee.

Literatuur

Er zijn twee mogelijkheden: (1) Oudere Letterkunde, Middeleeuwen, (2) Oudere Letterkunde, Vroegmoderne tijd

(1) – OUDERE LETTERKUNDE, MIDDELEEUWEN Studenten bestuderen één deel literatuurgeschiedenis, twee studies en vijf artikelen.

Literatuurgeschiedenis (keuze van één van de volgende titels)

  • Frits van Oostrom, Stemmen op schrift. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur vanaf het begin tot 1300. Amsterdam, 2006.

  • Herman Pleij, Het gevleugelde woord. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1400-1560. Amsterdam, 2007.

Studies/bundels (keuze van twee van de volgende titels)

  • Wim van Anrooij, Spiegel van ridderschap. Heraut Gelre en zijn ereredes. Amsterdam, 1990 (Nederlandse Literatuur en Cultuur in de Middeleeuwen 1).

  • Wim van Anrooij, Helden van weleer. De Negen Besten in de Nederlanden (1300-1700). Amsterdam, 1997.

  • Wim van Anrooij, Dini Hogenelst en Geert Warnar (red.), Der vaderen boek. Beoefenaren van de studie der Middelnederlandse letterkunde. Studies voor Frits van Oostrom ter gelegenheid van diens vijftigste verjaardag. Amsterdam, 2003.

  • Wim van Anrooij en Joris Reynaert, Literatuur in handschrift en druk in de late middeleeuwen en vroegmoderne tijd, themanummer Spiegel der Letteren 49 (2007), pp. 87-264. Digitaal raadpleegbaar via de Leidse UB.

  • Bart Besamusca, Walewein, Moriaen en de Ridder metter mouwen. Intertekstualiteit in drie Middelnederlandse Arturromans. Hilversum, 1993 (Middeleeuwse Studies en Bronnen 39).

  • Bart Besamusca, Remco Sleiderink en Geert Warnar (red.), De boeken van Velthem. Auteur, oeuvre en overlevering. Hilversum, 2009 (Middeleeuwse Studies en Bronnen 119).

  • Herman Brinkman, Literatuur in Leiden aan het einde van de Middeleeuwen. Hilversum, 1997 (Middeleeuwse Studies en Bronnen 53).

  • Joost van Driel, Prikkeling der zinnen. De stilistische diversiteit van de Middelnederlandse epische poëzie. Zutphen, 2007.

  • Dini Hogenelst, Sproken en sprekers. Inleiding op en repertorium van de Middelnederlandse sproke. Amsterdam, 1997 (Nederlandse Literatuur en Cultuur in de Middeleeuwen 16), 2 dln. Van dit boek hoeft alleen dl. 1 te worden bestudeerd.

  • Erwin Huizenga, Een nuttelike practijke van cirurgien. Geneeskunde en astrologie in het Middelnederlandse handschrift Wenen, Österreichische Nationalbibliothek, 2818. Hilversum, 1997 (Middeleeuwse Studies en Bronnen 54).

  • Ronald van Kesteren, Het verlangen naar de Middeleeuwen. De verbeelding van een historische passie. Amsterdam, 2004.

  • J.B. Oosterman, De gratie van het gebed. Overlevering en functie van Middelnederlandse berijmde gebeden. Amsterdam, 1995 (Nederlandse Literatuur en Cultuur in de Middeleeuwen 12). Van dit boek hoeft alleen dl. 1 te worden bestudeerd.

  • F.P. van Oostrom, Het woord van eer. Literatuur aan het Hollandse hof. Amsterdam, 1987. (Latere drukken zijn toegestaan.)

  • -, Maerlants wereld. Amsterdam, 1996. (Latere drukken zijn toegestaan.)

  • Herman Pleij, Het gilde van de Blauwe Schuit. Literatuur, volksfeest en burgermoraal in de late Middeleeuwen. Amsterdam, 1979. (De 2e druk is toegestaan.)

  • -, De sneeuwpoppen van 1511. Stadscultuur in de late Middeleeuwen. Amsterdam, 1988. (Latere drukken zijn toegestaan.)

  • -, Dromen van Cocagne. Middeleeuwse fantasieën over het volmaakte leven. Amsterdam, 1997. (Later drukken zijn toegestaan.)

  • -, Anna Bijns, van Antwerpen. Amsterdam, 2011.

  • -, Joris Reynaert e.a., Geschreven en gedrukt. Boekproductie van handschrift naar druk in de overgang van Middeleeuwen naar Moderne tijd. Gent, 2004.

  • Peter Raedts, De ontdekking van de Middeleeuwen. Geschiedenis van een illusie. Amsterdam, 2011.

  • Wybren Scheepsma, Deemoed en devotie. De koorvrouwen van Windesheim en hun geschriften. Amsterdam, 1997 (Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen 17).

  • -, De Limburgse sermoenen. De oudste preken in het Nederlands. Amsterdam, 2005 (Nederlandse Literatuur en Cultuur in de Middeleeuwen 26).

  • Jaap Tigelaar, Brabants historie ontvouwd. Die alder excellenste cronyke van Brabant en het Brabantse geschiedbeeld anno 1500. Hilversum, 2006 (Middeleeuwse Studies en Bronnen 98).

  • Geert Warnar, Het Ridderboec. Over Middelnederlandse literatuur en lekenvroomheid. Leiden, 1995 (Nederlandse Literatuur en Cultuur in de Middeleeuwen 10).

  • -, Ruusbroec. Literatuur en mystiek in de veertiende eeuw. Amsterdam, 2003.

Artikelen (keuze van vijf van de volgende titels)

  • Wim van Anrooij, ‘Het reisjournaal van Sint Brandaan, het publiek en de waarheid’, in: Spiegel der Letteren 40 (1998), pp. 245-280.

  • -, Handschriften als spiegel van de middeleeuwse tekstcultuur. Leiden, 2006, Oratie 16 december 2005. Digitaal raadpleegbaar via <http://hdl.handle.net/1887/4310>

  • -, ‘Ridderromans uit de late Middeleeuwen en Vroegmoderne Tijd. Een internationaal onderzoeksthema in opkomst’, in: Queeste 11 (2004), pp. 163-183.

  • Guido de Baere, ‘Van Groenendaal anno 1359 naar Utrecht anno 2000. De tekstuitgever als bruggenbouwer’, in: Ria Jansen-Sieben, Jozef Janssens en Frank Willaert (red.), Medioneerlandistiek. Een inleiding tot de Middelnederlandse letterkunde. Hilversum, 2000 (Middeleeuwse Studies en Bronnen 69), pp. 305-316.

  • Veerle Fraters, ‘Gender and Genre: The Design of Hadewijchs “Book of visions”’, in: Th. de Hemptinne and M. E. Góngora (Eds.), The voice of silence: women, literacy and gender in the Low Countries and Rhineland (12th-15th Century). Turnhout, 2004 (Medieval church studies 9), pp. 57-81.

  • W.P. Gerritsen, Hoofsheid herbeschouwd. 2001. Digitaal raadpleegbaar via www.dbnl.org/letterkunde/middeleeuwen/artikelen/alfabetisch.htm

  • Jef Janssens, ‘Een kwarteeuw Middelneerlandistiek: weifelen tussen algemene literatuurwetenschap en cultuurgeschiedenis. Een subjectieve geschiedenis’, in: M. de Clercq, D. de Vin, J. Janssens [e.a.] (red.), Verzoenende veelzijdigheid. Huldealbum opgedragen aan prof.dr. H. van Gorp. Brussel, 2000, pp. 109-126.

  • Erik Kwakkel, ‘A New Type of Book for a New Type of Reader: The Emergence of Paper in Vernacular Book Production’, in: J. Roberts and P. Robsinson (Eds.), The History of the Book in the West, 400-1455. London, 2010, pp. 409-438.

  • Th. Mertens, Boeken voor de eeuwigheid. Ter inleiding. 1993. Digitaal raadpleegbaar via www.dbnl.org/letterkunde/middeleeuwen/artikelen/alfabetisch.htm

  • F.P. van Oostrom, Achtergronden van een nieuwe vorm: de kleinschalige epiek van Willem van Hildegaersberch. 1984. Digitaal raadpleegbaar via <www.dbnl.org/letterkunde/middeleeuwen/artikelen/alfabetisch.htm>

  • H. Pleij, De betekenis van de beginnende drukpers voor de ontwikkeling van de Nederlandse literatuur in Noord en Zuid. 1992. Digitaal raadpleegbaar via www.dbnl.org/letterkunde/middeleeuwen/artikelen/alfabetisch.htm

  • Bart Ramakers, ‘Lezen als een toeschouwer. Over de performatieve receptie van Middelnederlandse teksten’, in: Queeste 11 (2004), themanummer Vele wegen. Visies op de middeleeuwse letteren in de Nederlanden, pp. 127-139.

  • J. Reynaert, ‘Profaan-ethische literatuur in het Middelnederlands: enkele grote lijnen’, in: Frits van Oostrom, J. Goossens, Paul Wackers [e.a.], Grote lijnen. Syntheses over Middelnederlandse letterkunde. Amsterdam, 1995 (Nederlandse Literatuur en Cultuur in de Middeleeuwen 11), pp. 99-116 en 200-205.

  • Geert Warnar, ‘Men of Letters. Medieval Dutch Literature and Learning’, in: M.J.F.M. Hoenen, L. Cesalli, and N. Germann (Eds.), University, Council, City. Intellectual Culture on the Rhine (1300-1550). Turnhout, 2007 (Société Internationale pour l‘Étude de la Philosophie Médiévale- Rencontres de philosophie médiévale 13), pp. 221-246.

  • Frank Willaert, Het zingende hof. Ontstaan, vertolking en onthaal van hoofse minnelyriek omstreeks 1400. 1992. Digitaal raadpleegbaar via www.dbnl.org/letterkunde/middeleeuwen/artikelen/alfabetisch.htm

(2) – OUDERE LETTERKUNDE, GOUDEN EEUW & VERLICHTING

De lijst bestaat uit twee delen. Het eerste deel is de verplichte literatuur. Hiervan lees je alles. Het tweede deel van de lijst bestaat uit keuzeonderwerpen. Hiervan kies je er twee.

Verplichte onderwerpen

Rederijkers (360 p.)

  • Karel Bostoen, Hart voor Leiden: Jan van Hout (1542-1609), stadssecretaris, dichter en vernieuwer. Hilversum, Verloren, 2009 (p. 22-58 t/m ‘roestige kromsabels’).

  • Johan Koppenol, ‘”In mate volget mi.” Jan van Hout als voorman van de Renaissance’. In: Spectator 20 (1991), p. 55-85.

  • Johan Koppenol, Leids Heelal: het Loterijspel (1596) van Jan van Hout. Verloren, Hilversum, 1998. Hst. 3 (p. 103-190) en hst. 4 (p. 191-259).

  • Arjan van Dixhoorn, _ Lustige geesten: rederijkers in de Noordelijke Nederlanden (1480-1650) _. Amsterdam, AUP, 2009. Hst. 5 (p. 129-160), hst. 6 (p. 161-192), hst.7 (p. 193-208) en hst. 10 (p. 267-294).

  • Marijke Spies, ‘1 juli 1584: de Amsterdamse kamer De Eglentier draagt de Twe-spraack vande Nederduitsche letterkunst op aan het Amsterdamse stadsbestuur: nieuwe opvattingen over literatuur’. In: M.A. Schenkeveld-van der Dussen en T. Anbeek [et al.] Nederlandse literatuur, een geschiedenis. Nijhoff, Groningen, 1993, p. 177-182.

  • Anne-Laure Van Bruaene, _Om beters wille. Rederijkerskamers en de stedelijke cultuur in de Zuidelijke Nederlanden (1400-1650) _. Amsterdam, AUP, 2008. Deel 2 De motieven. De rederijkerscultuur als paradigma van de stedelijk cultuur in de Zuidelijke Nederlanden (p. 195-257).

Discussies over Vondel (120 p.)

  • Frans-Willem Korsten, ‘Waartoe hij zijn dochter slachtte. “Enargeia” in een modern retorische benadering van Vondels “Jeptha“’. In: Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 115-4 (1999), p. 315-333.

  • Jan Konst, ‘De motivatie van het offer van Ifis. Een reactie op de Jeptha-interpretatie van F.W. Korsten’. In: Tijdschrift voor Nederlandse taal en letterkunde 116-2 (2000), p. 153-167.

  • Frans-Willem, ‘Een reactie op ‘De motivatie van het offer van Ifis’ van Jan Konst’. In: Tijdschrift voor Nederlandse taal- en letterkunde 116-2 (2000), p. 168-171.

  • Johan Koppenol, ‘Nodeloze onrust. Het “roomse karakter” van Vondels “Gysbreght van Aemstel”. In: Nederlandse letterkunde 4 (1999), p. 313-329.

  • Marco Prandoni, _ Een mozaïek van stemmen. Verbeeldend lezen in Vondels Gysbreght van Aemstel_. Verloren, Hilversum, 2007. Hst. 4 (p. 128-148) en hst. 5 (p. 149-186).

Genderliteratuur (169 p.)

  • Riet Schenkeveld-van der Dussen, Vondel en ‘t vrouwelijke dier: Vondels visie op vrouwen en enkele aspecten van de receptie daarvan. Utrecht, Universiteit Utrecht, Faculteit der Letteren, 2002 (31 p.).

  • Kristine Steenbergh, ‘Emotions in Jeptha (1659)’. In: Jan Bloemendal en Frans-Willem Korsten (red.), _Joost van den Vondel (1587-1679). Dutch Playwright in the Golden Age. _ Brill, Leiden, 2012, p. 407-426.

  • Lia van Gemert, ‘Hiding Behind Words? Lesbianism in 17th-Century Dutch Poetry’. In: Thamyris. Mythmaking from past to present 2 (1995), p. 11-44.

  • Marco Prandoni, _Een mozaïek van stemmen. Verbeeldend lezen in Vondels Gysbreght van Aemstel. _ Verloren, Hilversum, 2007. Hst. 4 (p. 128-148).

  • Riet Schenkeveld-van der Dussen, ‘Women’s writing from the Low Countries 1575-1875’ en Lia van Gemert and Hermina Joldersma, ‘Conclusion’. In: Lia van Gemert, Hermina Joldersma, Olga van Marion, Dieuwke van der Poel, Riet Schenkeveld-van der Dussen (red), Women’s writing from the Low Countries 1200-1875: a bilingual anthology. Amsterdam, AUP, 2010, p. 39-63 en p. 64-69.

  • Olga van Marion, Heldinnenbrieven: Ovidius’ Heroides in Nederland. Nijmegen, Vantilt, 2005. Inleiding (p. 9-24) en uit hst 4 p. 114-129.

Keuzeonderwerpen
Retorica (128 pp.)

  • Marijke Spies, ‘Het stadhuis staat op de Dam: een onderzoek naar de argumentele opbouw van Vondels “Inwijdinghe van het stadthuis t’Amsterdam” (1655)’. In: Visies op Vondel na 300 jaar: een bundel artikelen; verzameld door S. F. Witstein en E. K. Grootes. Den Haag: Martinus Nijhoff; [Culemborg]: Tjeenk Willink Noorduijn, 1979, p. 165-217.

  • Marijke Spies, ‘Inleiding’ en ‘Van mythes en meningen: over de geschiedenis van de literatuurgeschiedenis’. In: Marijke Spies (red.), Historische letterkunde. Facetten van vakbeoefening, Wolters Noordhoff, Groningen, 1984, p. 7-11 en 171-194.

  • Jürgen Pieters, ‘New Historicism revisited: het spook van Spies’. In: Spiegel der letteren 51-1 (2009), p. 45-70.

  • Marijke Spies, ‘Developments in sixteenth-century Dutch poetics. From “rhetoric” to “renaissance”’. In: Renaissance-Rhetorik. Hrsg. von Heinrich F. Plett. Berlin, 1993, p. 72-91.

Self-fashioning en Carrièrestrategieën (74 pp.)

  • F.R.E. Blom, ‘Solliciteren met poëzie: Zelfpresentatie in Constantijn Huygens’ debuutbundel Otia (1625)’. In: De zeventiende eeuw 23-2 (2007), p. 230-244.

  • Jürgen Pieters en Julie Rogiest, ‘Self-fashioning in de vroegmoderne literatuur- en cultuurgeschiedenis: genese en ontwikkeling van een concept’. In: Frame, Journal of Literary Studies 22-1 (2009), p. 43-60 (te verkrijgen bij de docent).

  • F.R.E. Blom en Sophie Reinders, ‘’Men zou Virgilius zien opgaen in zijn tolck’. De functie van Vergilius in het artistiek ondernemerschap van Joost van den Vondel’. In: De zeventiende eeuw 27-2 (2011), p. 194-213.

  • Nina Geerdink, Dichters en verdiensten: de sociale verankering van het dichterschap van Jan Vos (1610-1667). Hilversum, Verloren, 2012 (p. 129-149).

Publieke opinie en Nederlandse identiteit (90 pp.)

  • Marijke Spies, ‘Verbeeldingen van vrijheid: David en Mozes, Burgerhart en Bato, Brutus en Cato’. In: De zeventiende eeuw 10-1 (1994), p. 141-158.

  • Marijke Meijer Drees, ‘Vaderlandse heldinnen in belegeringstoneelstukken.’ In: De Nieuwe Taalgids 85 (1993), p. 71-82.

  • Olga van Marion, ‘Verboden in de Gouden Eeuw. Schrijvers, drukkers en hun strategieën’. In: Marita Mathijsen (red.), Boeken onder druk. Censuur en pers-onvrijheid in Nederland sinds de boekdrukkunst. Amsterdam, AUP, 2011, p. 31-44.

  • Inger Leemans, ‘Censuur als onmacht. De omstreden Nederlandse publieke ruimte 1660-1760’. In: Marita Mathijsen (red.), Boeken onder druk. Censuur en pers-onvrijheid in Nederland sinds de boekdrukkunst. Amsterdam, AUP, 2011, p. 45-58.

  • Judith Pollmann en Andrew Spicer, Public opinion and changing identities in the Early Modern Netherlands. Leiden, Brill, 2007. Introduction (p. 1-9), hst. 12 (p. 230-248).

Aanmelden

Inschrijven via uSis is verplicht.

  • Voor reguliere bachelor- en masterstudenten geldt dat zij verplicht zijn zich tijdig in te schrijven via uSis voor de hoorcolleges en de werkgroepen.

  • Voor alle andere studenten geldt dat de inschrijving verloopt via de studiecoördinator BA NTC of de studiecoördinator TW

Algemene informatie over uSis vind je op de website

A la carte- of Contractonderwijs

Niet beschikbaar voor A la carte- of Contractonderwijs.

Contact

Voor inhoudelijke vragen over deze cursus kun je contact opnemen met Mevr. dr. O. van Marion

Voor praktische vragen kun je je wenden tot het secretariaat van de Opleiding Nederlandse taal en cultuur/neerlandistiek.
Dit valt onder de Onderwijsadministratie P.N. van Eyckhof 4, kamer 101A. Tel. 071-527 2144. mail: osz-oa-eyckhof@hum.leidenuniv.nl.