Toegangseisen
Geen
Beschrijving
Centraal staat de vraag wat rechtvaardigheid is. Daaraan gerelateerde kwesties zijn de vraag naar goed en kwaad in het algemeen, de vraag wat onze rechten en plichten – jegens elkaar én onszelf – zouden moeten zijn, de vraag hoe we tot een rechtvaardig oordeel komen, de vraag naar de rechtvaardige staat, enzovoort.
Leerdoelen
Doel van het vak:
Het vak valt uiteen in een algemeen deel en een bijzonder deel, die afzonderlijke, maar cumulatieve leerdoelen hebben. Bovendien bestaan er twee varianten binnen het algemeen deel van het vak, variant A en variant B.
In variant A leidt het algemeen deel van Rechtsfilosofie II de student in tot het centrale leerstuk van de verhouding tussen natuurrecht en positief recht, in het bijzonder het debat tussen aanhangers van de natuurrechtsleer en die van het rechtspositivisme. De student dient de posities van het natuurrechtsdemlem en het rechtspositivisme te kunnen benoemen en beschrijven. De student dient te kunnen uitleggen hoe de argumenten van aanhangers van de natuurrechtsleer en die van het rechtspositivisme luiden en hoe deze posities doorwerken in visies op het positieve recht, de gelding en de kwaliteit ervan. De student moet een concrete juridische, ethische en/of politieke casus of een andere opgegeven probleemstelling (een zg. ‘hard case’ die niet zonder meer met een beroep op het geldende recht opgelost kan worden) kunnen oplossen aan de hand van één (of meerdere) van de onderliggende visies en wereldbeschouwingen achter de posities op natuurrecht en positief recht.
In variant B leidt het algemeen deel van het vak Rechtsfilosofie II de student in tot de argumentatieleer en de retorica. Argumentatieleer legt uit wat de geldigheid van redeneringen bepaalt. Retorica (“welsprekendheid”) legt uit wat sprekers en schrijvers moeten doen om hun publiek mee te krijgen. Beide behoren gericht te zijn op gelijk hebben én krijgen, op de overtuigingskracht van het betere argument. Het algemeen deel in variant B is gericht op: aanleren van argumentatief inzicht en retorische slagvaardigheid, aan de hand van een drieslag: a. herkenning van drogredeneringen, b. analyse er van (argumentatietheorie) en c. doelmatige antwoorden op drogredeneringen (als deel van retorica). Aandacht wordt besteed aan verschillen tussen “logische” argumentatietheorie en “praktische” retorica.
Het bijzonder deel van het vak richt zich op één van de grote, canonieke filosofen en leidt de student in tot het denken van deze denker, zoals bijvoorbeeld Aristoteles, Augustinus, Spinoza, Kant of Hegel. De student moet in de werkgroepen aan de hand van wekelijkse te schrijven essays in oplopende graad van analyse, toepassing en evaluatie deze canonieke wijsgerige tekst doorgronden, daar helder over kunnen schrijven, spreken, debatteren en uiteindelijk kritisch wijsgerig over kunnen nadenken en reflecteren.
Na afronding van het vak dienen de studenten de volgende kwalificaties te hebben verworven:
Algemeen deel, variant A:
De student moet de toonaangevende posities op natuurrecht en positief recht van de natuurrechtsleer en het rechtspositivisme kunnen benoemen en beschrijven.
De student moet kunnen uitleggen hoe de argumenten van aanhangers van de natuurrechtsleer en die van het rechtspositivisme luiden en hoe deze posities doorwerken in visies op het positieve recht, de gelding en de kwaliteit ervan.
De student moet goed de overeenkomsten en verschillen tussen deze posities begrijpen en deze in een goed beargumenteerd betoog kunnen neerleggen.
De student moet een concrete juridische, ethische en/of politieke casus of een andere opgegeven probleemstelling (een zg. ‘hard case’ die niet zonder meer met een beroep op het geldende recht opgelost kan worden) kunnen oplossen aan de hand van één (of meerdere) van de onderliggende visies op het natuurrecht en het positieve recht.
Algemeen deel, variant B:
De student moet hoofdlijnen van argumentatietheorie en retorica beheersen, inclusief elementaire logica en de toepassing er van.
De student moet kunnen uitleggen wat de betekenis is van deze vakken voor specifiek juridische argumentatie, met name als het gaat om bewijsrecht en bewijs.
De student moet kunnen uitleggen wat de betekenis is van deze vakken voor beleidsargumentatie en voor argumentatie of eigenlijk de samenleving in het algemeen.
De student moet concrete juridische, ethische en/of politieke casus (“hard cases” die niet zonder meer kan worden opgelost met een beroep op het geldende recht) kunnen uitleggen aan de hand van kernbegrippen van argumentatietheorie en retorica.
Bijzonder deel:
De student moet in de werkgroepen aan de hand van wekelijkse te schrijven essays in oplopende graad van analyse, toepassing en evaluatie een canonieke wijsgerige tekst doorgronden, daar helder over kunnen schrijven, spreken, debatteren en uiteindelijk kritisch wijsgerig over kunnen nadenken en reflecteren.
De student kan in deze essays toegankelijk, helder en overtuigend uitleggen hoe de gedachtegang en filosofische argumentatie luidt van de denker in kwestie.
De student is in staat om dit gedachtegoed toe te passen op actuele juridische, ethische en/of politieke hard cases en daar in een goed beargumenteerd betoog een filosofisch verdedigbare oplossing voor te schetsen.
De student is in staat om het denken van deze filosoof in de context van zijn tijd kritisch te evalueren en er de relevantie van voor onze huidige tijd te kunnen beoordelen en te demonstreren in een goed beargumenteerd betoog.
NB: Naast dit gewone traject van het Bijzonder deel, zal - zo mogelijk - een buitengewoon traject van werkgroepen worden aangeboden, gericht op de bestudering van de retorica. De leerdoelen evenals de opzet van dit traject zijn mutatis mutandis gelijk aan dat van het gewone traject van het Bijzonder deel.
Rooster
Zie de opleidingspagina van de website.
Onderwijsvorm
Hoorcolleges
Aantal à 2 uur: 7
Namen docenten: Prof. dr. A.A.M. Kinneging (variant A), dr. H.J.R. Kaptein (variant B)
Vereiste voorbereiding door studenten: Bestudering opgegeven literatuur, te vinden op Brightspace.
Werkgroepen
Aantal à 2 uur: 7
Namen docenten: prof. dr. A.A.M. Kinneging, mr. dr. B.C. Labuschagne, dr. T.J.M. Slootweg e.a.
Vereiste voorbereiding door studenten: Bestudering van opgegeven literatuur en (bij deelname aan werkgroepen) schrijven van essays. NB: reeds op de eerste bijeenkomst dient een schriftelijk essay ingeleverd te worden. Zie de Brightspace-omgeving
Indien de student zich inschrijft voor het werkgroeponderwijs, dan is hij verplicht aan alle bijeenkomsten daarvan deel te nemen. Indien de student niet voldoet aan deze aanwezigheidsplicht, dan kan hij vervolgens niet meer deelnemen aan het werkgroeponderwijs van het vak en moet hij het werkgroepherkansingstentamen afleggen, zie hierna. De werkgroepdocent kan, indien hij oordeelt dat sprake is van overmacht, een student maximaal twee bijeenkomsten vrijstellen van de aanwezigheidsplicht.
Uitgangspunt van het vak is dat de toetsing bestaat uit deeltoetsen en dat de aanwezigheidsplicht samenhangt met het karakter van een zogenoemde praktische oefening.
Toetsing
Toetsvorm(en)
Schriftelijk deeltoets over de hoorcollegestof. Deze deeltoets voor 50% het eindcijfer. Bij variant A vindt toetsing plaats door middel van een schriftelijk eindwerkstuk/essay, bij variant B in de vorm van een schriftelijke eindtoets op tentamenlocatie. De herkansing voor dit deel bestaat uit een schriftelijke eindtoets, in de respectievelijke vormen voor variant A en B. Nabespreking geschiedt op een nader te bepalen wijze, hetzij collectief, hetzij individueel c.q. in kleine groepen. Zie Brightspace voor nadere informatie.
Essays over de werkgroepstof, wekelijks in te leveren bij aanvang van de werkgroep. Daarvan worden die van week 1, 3 en 5 in ieder geval nagekeken, alsmede twee essays uit de overige weken. Het gemiddelde van deze vijf cijfers bepaalt het werkgroepcijfer. Het werkgroepcijfer bepaalt voor 50% het eindcijfer. De herkansing van het werkgroepgedeelte vindt plaats door middel van een (apart) werkgroep-hertentamen, zowel voor diegenen die voor het werkgroepcijfer lager dan 5,5 hebben gehaald als voor diegenen die te veel werkgroepbijeenkomsten hebben gemist.
Voor iedere deeltoets (eindtoets algemeen deel, werkgroepcijfer) geldt dat men er tenminste een 5,5 voor dient te halen om te kunnen slagen voor het vak als geheel.
Het cijfer voor elk van beide deeltoetsen blijft geldig tot en met de herkansing, maar vervalt met ingang van het volgend academisch jaar. Aanvragen voor verlenging van de geldigheidsduur moeten bij de Examencommissie ingediend worden, en wel gedurende het lopend academisch jaar.
Inleverprocedures
Meer specifieke informatie verschijnt op Brightspace.
Examenstof
Tot de examenstof behoort de verplichte literatuur en hetgeen behandeld is tijdens hoorcollege en werkgroep.
Regeling herkansen voldoendes
Op dit vak is de regeling herkansen voldoendes van toepassing (artikel 4.1.8.1 e.v. OER) voor zover dit vak onderdeel uitmaakt van het verplicht curriculum van de opleiding (d.w.z. geen vrij keuzevak). Studenten die bij de eerste kans een voldoende eindcijfer hebben behaald, kunnen onder bepaalde voorwaarden het schriftelijke (eind)tentamen opnieuw afleggen op het reguliere herkansingsmoment. Om een voldoende te kunnen herkansen, dienen studenten eerst om toestemming te vragen bij het OIC. Kijk voor meer informatie op de studentensite onder ‘Inschrijven voor vakken en tentamens’ > ‘Toestemming voldoende herkansen’.
NB: de regeling herkansen voldoendes is dus alleen van toepassing bij variant B (schriftelijke eindtentamen op tentamenlocatie).
Literatuur
Verplicht studiemateriaal
Literatuur:
- Zie de Brightspace–omgeving.
Aanbevolen studiemateriaal
- Zie de Brightspace-omgeving.
Aanmelden
De aanmelding verloopt via uSis
Aangezien er verschillende werkgroepen worden aangeboden, elk met (een) eigen denker(s) en thema’s, worden op de Brightspace-omgeving van Rechtsfilosofie ongeveer één maand voorafgaand aan de inschrijving werkgroepbeschrijvingen aangeboden, waardoor de student een eigen, beredeneerde keuze voor een werkgroep kan maken.
De inschrijving sluit één week voorafgaand aan het onderwijs.
Contact
Vakcoördinator: prof. A.A.M. Kinneging
Werkadres: KOG, Steenschuur 25, 2311 ES Leiden
Spreekuur: op afspraak, via secretariaat
Telefoon: 071 - 527 75 40
Instituut/afdeling
Instituut: Metajuridica
Afdeling: Filosofie van het recht
Kamernummer secretariaat: KOG, kamer A3.19
Openingstijden: maandag tot en met donderdag van 09.00 - 16.30 uur en vrijdag van 09.00 - 12.00 uur
Telefoon secretariaat: 071 - 527 75 48