Toegangseisen
Bachelor Rechtsgeleerdheid (zie ook OER).
Beschrijving
In het kader van het Bachelor onderwijs op het terrein van het straf- en strafprocesrecht is er veel aandacht voor de algemene leerstukken en fundamentele rechtsbeginselen. Die keuze ligt voor de hand, daar het hierbij gaat om het normatief overkoepelend kader voor dit domein van het positieve recht. Op basis van art. 91 is het Algemeen Deel van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van toepassing op het commune en bijzonder strafrecht, tenzij in dat laatste verband bij wet in formele zin is voorzien in afwijkingen. Dan gaat het om de geschreven algemene regels in Boek I Sr, maar ook om de ongeschreven leerstukken, zoals die ten aanzien van opzet, schuld en causaliteit. Ook in de context van de strafvordering geldt dat de algemene regels van dit wetboek heersen voor al het strafprocesrecht, tenzij uitdrukkelijk bij wet in formele zin een andere regeling is getroffen.
De mogelijkheid om in het ‘bijzonder strafrecht’ af te wijken van de algemene regels voor het straf- en strafprocesrecht toont evenwel aan dat andere benaderingen in het materieel en formeel strafrecht soms wenselijk zijn. Te denken valt daarbij aan eigen regels in de Wet op de Economische Delicten (WED) en de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR) op het terrein van het materiële en formele strafrecht. Buiten de bij wet geregelde afwijkingen in de bijzondere wetten geldt dat de handhaving van de daarin strafbaar gestelde delicten vaak anders uitvalt vanwege bijzondere benaderingen die daarbij worden gekozen. Dan kan het gaan om de institutionele, organieke organisatie van de handhaving, maar ook om de wijze waarop algemene leerstukken, ten aanzien waarvan geen afwijkende regeling is getroffen in bijzondere wetten, toch anders ‘uitpakken’ in bijzondere contexten. Te denken valt in dat verband aan het legaliteitsbeginsel, het schuldbeginsel en daderschapsparadigma’s en - op strafvorderlijk terrein - de temporele en situationele reikwijdte van de bevoegdheid van handhavers tot onderzoek over te gaan, de verplichtingen daaraan mee te werken en de rol van verschoningsgerechtigden.
Delictsgebonden afwijkingen zijn evenwel niet beperkt tot de bijzondere strafwetten. Ook strafbaarstellingen in het Wetboek van Strafrecht geven soms aanleiding tot een ‘bijzondere’ benadering. Zo wordt algemeen erkend dat binnen sprake kan zijn van delictsgekleurd opzet of (functioneel) daderschap, terwijl de kenmerken en constructies van sommige delicten aanleiding kunnen geven tot andere strafvorderlijke benadering. Het een en ander is wat betreft de organisatie van de handhaving goed te zien in de aanpak van thematisch afbakende en beleidsmatig geduide criminaliteitsvormen, die niet zonder meer bij bepaalde delicten aansluiten zoals ‘terrorisme’, ‘fraude’ en ‘ondermijningscriminaliteit’, maar ook meer concrete afbakeningen, zoals ‘computer- en cybercriminaliteit’ en ‘zedencriminaliteit’. Bij deze delictsvormen van de internationale invloed vanuit de Verenigde Naties, de Raad van Europa en Europese Unie niet te ontkennen.
Kortom, hoewel algemene regels van straf- en strafprocesrecht zeker worden onderkend, herkennen we ook een contextgebonden inkleuring daarvan. Zo bezien is voor een verdiepend begrip van de algemene regels ook noodzakelijk om te bezien hoe daarvan gestalte wordt gegeven in verschillende delictscontexten. Wat de werkelijke kaders en contouren zijn van de algemene regels wordt immers pas duidelijk wanneer zij in verschillende scenario’s aan het werk worden gezet. Zie hier de ratio van het vak Bijzonder straf(proces)recht.
Leerdoelen
Dit vak heeft tot doel:
Het verwerven van kennis van en inzicht in de karakteristieken van het Nederlandse bijzonder straf- en strafprocesrecht, met aandacht voor internationale invloeden vanuit de Verenigde Naties, Raad van Europa en Europese Unie;
Het kunnen beschouwen op de algemene regels van straf- en strafprocesrecht in de context van het bijzonder straf- en strafprocesrecht;
Het kunnen herkennen van ‘bijzonderheden’ in de context van enkele geselecteerde delicten, zowel binnen als buiten het Wetboek van Strafrecht;
Het kunnen reflecteren op de in enkele geselecteerde delicten gevonden bijzonderheden in het licht van eisen van codificatie, consistentie en rationaliteit binnen het strafrecht.
Rooster
Zie de opleidingspagina op de website.
Onderwijsvorm
Hoorcolleges
Aantal à 2 uur: 5
Namen docenten: F.P. Ölçer en J.M. ten Voorde
Vereiste voorbereiding door studenten: wekelijks voorgeschreven stof.
Werkgroepen
Aantal à 2 uur: 5
Namen docenten: F.P. Ölçer en J.M. ten Voorde
Vereiste voorbereiding door studenten: wekelijk voorgeschreven stof, waaronder een elke week voor het onderwijs te bestuderen casus.
Toetsing
Toetsvorm(en)
Paper (100%)
Zie voor de voorwaarden voor de paper het Werkboek Bijzonder Straf(proces)recht.
Inleverprocedures
Papers dienen te worden ingeleverd via Brightspace.
Examenstof
Tot de examenstof behoort de verplichte literatuur, het werkboek en hetgeen behandeld is tijdens hoorcollege, werkgroep en tijdens eventuele andere onderwijsvormen.
Literatuur
Verplicht studiemateriaal
Literatuur:
- F.G.H. Kristen, R.M.I. Lamp, J.M.W. Lindeman, M.J.J.P. Luchtman (red), Bijzonder Strafrecht, Strafrechtelijke handhaving van sociaal economisch en fiscaal recht in Nederland, tweede druk, Den Haag: Boom Juridisch 2019.
Werkboek Bijzonder Straf(proces)recht:
- Alleen digitaal beschikbaar op de Brightspaceomgeving bij dit vak.
Aanmelden
De aanmelding verloopt via uSis.
Contact
Vakcoördinator: F.P. Ölçer
Werkadres: Steenschuur 25, kamer B 3.19
Bereikbaarheid:
Telefoon: 071-5277520
E-mail: f.p.olcer@law.leidenuniv.nl
Instituut/afdeling
Instituut: Strafrecht en Criminologie
Afdeling: Straf- en strafprocesrecht
Kamernummer secretariaat: B 3.11
Openingstijden: maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag van 9.00-17.00 uur
Telefoon secretariaat: 071 527 7518
E-mail: w.bonis@law.leidenuniv.nl