Toegangseisen
Alleen toegankelijk voor studenten van de lerarenopleiding Godsdienst en Levensbeschouwing.
Leerdoelen:
In vakdidactiek 1 staat het lesgeven van ( en ook in ) godsdienst en levensbeschouwing in de onderbouw van havo/vwo en vmbo-t centraal. De leraar in VMBO-TL en onderbouw en bovenbouw HAVO/VWO moet de leerlingen helpen zich de basiskennis en principes van het schoolvak eigen te maken en vertrouwd te raken met de manier waarop deze kennis in het dagelijkse leven en in de wereld gebruikt wordt. Bovendien moet hij zijn leerlingen introduceren in de kennis, principes, onderzoekswijzen en toepassingen van de wetenschappelijke discipline(s) waaraan het schoolvak gerelateerd is. Daartoe dient de leraar over de volgende kwalificaties te beschikken: – heeft zelf een grondige kennis en beheersing van de leerinhouden waarvoor hij verantwoordelijk is en kent het belang van die leerinhouden voor toekomstig beroep en/of dagelijks leven van de leerlingen. – Kan gevarieerde lessen ontwerpen en geven waarbij leerlingen de geplande doelen bereiken en daarbij gemotiveerd en actief voortbouwen op reeds verworven kennis en vaardigheden – Evalueert de leeractiviteiten en de effecten hiervan en stelt op basis hiervan zo nodig zijn handelen bij. – Formuleert en onderbouwt een bij de eigen persoon en situatie passende praktijktheorie op vakonderwijs, op basis van reflectie op eigen leservaringen en relevante algemene en domeinspecifieke onderwijsleertheorieën.
Beschrijving:
In de vakdidactiek godsdienst en levensbeschouwing staan drie perspectieven centraal: de ambachtelijke kant van het vak, de relationele kant van het vak en het vak in de context van school en maatschappij. In vakdidactiek 1 ligt het accent op de ambachtelijke kant: – de dio verkent de inhouden van het vak en verwerft de noodzakelijke kennis om die inhouden over te brengen – de dio kent de actuele lesmethoden van het vak, kan hieruit een onderbouwde keuze maken en het lesmateriaal aan de eigen doelstellingen aanpassen – de dio leert lessen en projecten te ontwerpen – de dio leert leerprocessen te stimuleren, te begeleiden en te toetsen – de dio leert bij het vak passende werkvormen kennen en ontwerpen.
Door practica, presentaties, discussies en dergelijke oefent de dio de benodigde vaardigheden en ontwikkelt hij een eigen visie op het vak. Speciale aandacht wordt besteed aan waardesystemen van leerlingen en docent, aan de biografische invalshoek, aan leerstijlen, aan meervoudige intelligentie en (groeps)gespreksvormen.
Tenslotte onderzoekt de dio het eigen levensverhaal in relatie met het onderwijs en de leerling-populatie uit zijn onderwijspraktijk.
Werkwijze (relatie met de praktijk) en in te leveren opdrachten
De werkwijze bij dit vak wordt getypeerd door de aanduiding “dubbele bodem”. De dio neemt actief deel aan de leeractiviteiten van de groep en leert daarbij hoe leerlingen in de onderwijspraktijk uitgedaagd en gemotiveerd kunnen worden tot actief, zelfstandig en zelfverantwoordelijk leren.
Toetsing:
De student werkt aan het vakdidactisch portfolio, waarin hij de praktijkopdrachten en literatuurstudie verwerkt aan de hand van casussen uit de onderwijspraktijk.
De beoordeling vindt plaats met behulp van de vakdidactische rubric in een eindgesprek over het portfolio.
Studiemateriaal:
C. Ferricker, Religious Education, Routledge, London 2010.
Verder wordt tijdens het college relevante en actuele literatuur uitgereikt door de docent.
Studenten wordt dringend aangeraden een abonnement op het tijdschrift Narthex te nemen.
Digitale leeromgeving
Blackboard