Toegangseisen
Is verweven met één van de werkgroepen uit het 3e jaar.
Beschrijving
Het onderwerp van het werkstuk dient te liggen op het terrein van de Afrikaanse taal- of letterkunde of geschiedenis. Hiervoor volgt de student een van de werkgroepen uit het 3e jaar. Werkstukken worden begeleid door de docent van de werkgroep. Het werkstuk is een wetenschappelijk verantwoord document van ca. 25 pagina’s (8500 woorden).
Tijdens de werkgroep wordt de volgende procedure gevolgd:
1. Het voorstellen van een onderwerp naar aanleiding van de inleesfase.
2. Het indienen van een plan op basis van een voortgezet onderzoek. Dit plan bevat: -probleemstelling en afbakening; -verantwoording van bronnen en methoden; -onderzoekswerkwijze; – tijdsplanning van de student.
3. Het regelmatig uitbrengen van een voortgangsverslag en/of het indienen en bespreken van tekstfragmenten in conceptversie.
4. Het inleveren van de eindversie van het werkstuk.
Leerdoelen
Zie beschrijving.
Rooster
Niet van toepassing.
Onderwijsvorm
Zelfstandig.
Toetsing
Criteria voor de beoordeling van het werkstuk.
Het werkstuk wordt beoordeeld op vorm en inhoud. Bij het bepalen van het cijfer telt de vorm beslist mee! Het cijfer wordt mede vastgesteld op grond van indeling, taal en stijl, de vorm van de noten en de literatuurlijst en de uiterlijke verzorging in het algemeen. De inhoud wordt beoordeeld op samenhang, argumentatie en overtuigingskracht van het betoog.
Bij het bepalen van het cijfer tellen vooral de volgende inhoudelijke aspecten zwaar:
a. formulering van de probleemstelling;
b. afbakening van het onderwerp;
c. keuze van relevante literatuur en bronnen;
d. gebruik van literatuur en bronnen; hierbij wordt o.a. gelet op de volgende punten: is de literatuur of bron voldoende bestudeerd? Is de literatuur of bron kritisch gebruikt en zinvol verwerkt? Geeft de literatuurlijst de bestudeerde literatuur weer?
e. betoogtrant en logische structuur; hierbij wordt gelet op de volgende punten: – is het beweerde begrijpelijk, ondubbelzinnig en onpartijdig geformuleerd? – Hoe is de samenhang tussen de hoofdstukken? – Hoe is de opbouw van ieder hoofdstuk afzonderlijk? – Vloeit de conclusie voort uit het betoog en is er een logische samenhang tussen probleemstelling en conclusie? – Is een eventuele eigen inbreng tegenover de gebruikte literatuur goed gefundeerd? – Zijn de verschillende gegevens uit de literatuur en bronnen goed tegen elkaar afgewogen? – Is er helder onderscheid gemaakt tussen de weergegeven feiten, opvattingen van anderen en eigen interpretaties?
f. het notenapparaat – de juiste vorm – voldoende wetenschappelijke verantwoording
Blackboard
Niet van toepassing
Literatuur
Eco, U., Hoe schrijf ik een scriptie? (Amsterdam) 1994
Gessel, H. van e.a. ed., De Volkskrant Stijlboek, (Amsterdam) 1992
Mirande, M.J.A. en E. Wardenaar, Scriptieproblemen, (Groningen), 1989
Renkema, J. Schrijfwijzer: Handboek voor duidelijk taalgebruik. (Den Haag) 1994
Woordenlijst Nederlandse taal (Den Haag) 1995
taalhulp
Aanmelden
Niet van toepassing
Opmerkingen
Voor het archief moet de student 3 uitgeprinte exemplaren en 1 electronische versie inleveren bij de administratie.