Toegangseisen
—
Beschrijving
In dit college behandelen we de vorm(ing) en betekenis van woorden en zinnen vanuit de gedachte dat er geen strikte scheiding bestaat tussen woorden (lexicon) en zinnen (grammatica): in beide gevallen houden we ons bezig met systematische verbindingen van een bepaalde vorm met een bepaalde betekenis.
In het deel ‘Woord’ stellen we ons de vraag hoe de Nederlandse woordenschat in elkaar zit: welke systematische (studeerbaarheid, poldermodel) en minder systematische (macha, emo-tv) types woordvorming zijn er? Ook bekijken we hoe betekenisverandering plaatsvindt, bijvoorbeeld de overgang van de handeling ‘selecteren’ (aan een strenge selectie onderwerpen) naar ‘de geselecteerde groep’ (de nationale selectie). Welke bijdrage leveren leenwoorden aan de woordenschat? Blijven ze vreemd (flats in plaats van flatten), of passen ze zich aan het Nederlands aan (veryupping)?
In het deel ‘Zin’ gaan we kijken naar grotere eenheden dan woorden, d.w.z. min of meer vaste combinaties van woorden en/of grammaticale patronen die samen een zin kunnen vormen. Het gaat dan om specifieke, min of meer idiomatische constructies zoals die in Hij baant zich een weg door het oerwoud of Hoe komt de zee zo zout?, maar ook om meer abstracte, grammaticale constructies zoals woordvolgordepatronen en bijvoorbeeld de ‘ditransitieve constructie’ (NP-V-NP-NP: Ze weigerden ons de vergunning, Hij beloofde haar salarisverhoging). Wat zijn de verbanden tussen zogeheten alternerende constructies (meewerkend voorwerp met en zonder aan, actieve en passieve zinnen)? Ook kijken we naar de relatie tussen constructies en de functie van woorden: met alleen een lijdend voorwerp (Hij kreeg een waardig afscheid) is krijgen een zelfstandig werkwoord, maar in andere gevallen (We kregen weinig te zien, Ze kreeg een mooie baan aangeboden) lijkt het op een hulpwerkwoord. Wat is hier de systematiek, en hoe komen dat soort overgangen historisch tot stand?
Leerdoelen
Studenten verwerven kennis over de verschillende mogelijkheden die het Nederlands kent om door combinatie van taalelementen nieuwe gedachten te verwoorden en nieuwe zaken te benoemen (“grammatica” in de brede zin van het woord). Het gaat daarbij om de grammaticale systematiek op alle niveaus van de taal, van dat van abstracte patronen voor de bouw van zinnen, via meer en minder vaste combinaties van woorden (collocaties en idiomen), tot het maken van nieuwe woorden door bijvoorbeeld betekenisuitbreiding, afleiding of samenstelling. Studenten verwerven inzicht in de vraag hoe de kennis van deze systematiek is georganiseerd en verworven wordt.
Rooster
Het rooster is vanaf 1 juni beschikbaar via de website.
Onderwijsvorm
Een hoorcollege van 1 uur en een werkcollege van 1 uur.
Studielast
Totale studielast is 140 uur
13 × 2 uur college: 26
13 × 4 uur literatuur lezen: 52
13 × 2 uur opdrachten maken: 26
presentatie voorbereiden: 10
voorbereiden tentamen: 24
maken tentamen: 2
Toetsing
Kleine presentatie (10%) die als voldoende moet worden beoordeeld.
Tentamen (90%) is schriftelijk, met open vragen.
Alleen het tentamen kan worden herkanst.
Blackboard
Alle cursusinformatie (programma, leesstof en opdrachten) is na te lezen op Blackboard. Aanmelding voor de cursus op Blackboard is noodzakelijk. Blackboard
Literatuur
Voor het deel Woord gebruiken we Geert Booij & Ariane van Santen, Morfologie. De woordstructuur van het Nederland, 19982 . Hieruit de hoofdstukken 1 t/m 6.
De collegestof bestaat in elk geval ook uit artikelen die aan het begin van het college worden opgegeven, en voor de studenten ter inzage worden gelegd, waar mogelijk via Blackboard.
Aanmelden
Via uSis.
Niet beschikbaar voor A la carte- of Contractonderwijs.
Contact
Voor inhoudelijke vragen omtrent deze cursus kun je contact opnemen met dhr. B.F. Beekhuizen MA
Voor praktische vragen kun je je wenden tot het secretariaat van de Opleiding Nederlandse taal en cultuur/neerlandistiek.
Dit valt onder de Onderwijsadministratie P.N. van Eyckhof 4, kamer 101A. Tel. 071-5272 2604.
mail: ndd@hum.leidenuniv.nl..