Toegangseisen
N.v.t.
Beschrijving
Het is de bedoeling dat de student zich vooral richt op de hoofdlijnen van de aangeboden studies. Wat zijn de belangrijkste slotsommen? Langs welke weg komt de schrijver tot die conclusies? De gevolgde redenering, de methode, de aanpak, daar gaat het om. Het is bovenal de bedoeling dat de student zich kritisch opstelt. In hoeverre vind je wat je gelezen hebt overtuigend? Welke argumenten heb je voor je standpunt?
Leerdoelen
Kennis van en inzicht in de ontwikkeling van een aantal belangrijke deelgebieden van de taalkunde.
Zelfstandig wetenschappelijke artikelen kunnen bestuderen en daarover vragen kunnen beantwoorden.
Extra achtergrondkennis opdoen voor het schrijven van het BA-werkstuk.
Rooster
Het accenttentamen kan worden afgelegd in de reguliere tentamenperiodes, dus voor het eerste semester in januari en voor het tweede semester vanaf eind mei tot eind juni.
Wie in het eerste semester het mondelinge accenttentamen wil afleggen, dient zich daarvoor uiterlijk 15 december 2014 op te geven bij dr. R.J.U. Boogaart.
Voor januari is de datum van het tentamen bepaald op 30 januari 2015.
Wie in het tweede semester het mondelinge accenttentamen wil afleggen, dient zich daarvoor uiterlijk 18 mei 2015 op te geven bij dr. R.J.U. Boogaart.
Onderwijsvorm
Zelfstandige literatuurstudie
Toetsing
Mondeling tentamen.
Blackboard
—
Literatuur
Kies 3 van de volgende blokken: 1. Semantiek
2. Morfologie
3. Syntaxis
4. Cognitieve taalkunde
5. Taalvariatie en standaardisatie
6. Taalverandering
7. Geschiedenis van de taalwetenschap
1 Semantiek
Foolen, Ad (1993), De Betekenis van Partikels. Diss. Nijmegen. Hieruit hoofdstukken 4 (“Betekenisminimalisme”) , 5 (“Polysemie”) en 6 (“Grammaticalisering”), 49-97.
Geeraerts, D. (1986), Woordbetekenis. Een overzicht van de lexicale semantiek. Leuven/Amersfoort: Acco, 187-200.
Geeraerts, D. (1999), Wat er in een woord zit? Lexicologie. In: R. Dirven & M. Verspoor (red.), Cognitieve inleiding tot taal en taalwetenschap. Leuven/Amersfoort: Acco, 31-59.
Landheer, Ronald (1991), Tekstsemantiek en lexicale semantiek. Jaarboek van de Stichting Instituut voor Nederlandse Lexicologie over het jaar 1990, Leiden, 53-66.
As, Saskia van (1992), Doubletten en het Humboldtiaanse principe: het geval nu/nou. Forum der Letteren 33: 284-301.
Dik, S.C. (1988), Isomorfisme als functioneel verklaringsprincipe. GLOT 11: 87-105.
2 Morfologie
Booij, G.E. (1998), Samenkoppelingen en grammaticalisatie. Morfologiedagen 1996, edited by E. Hoekstra & C. Smits. Amsterdam: Meertens Instituut, 6-20.
Booij, Geert (2002), Constructional idioms, morphology, and the Dutch lexicon. Journal of Germanic Linguistics 14, 301-329. Hieruit met name § 3 en§ 4, 312-324. pdf-versie via
http://www.let.vu.nl/staf/ge.booij.Caluwe, Johan de (2004), De converterende kracht van partikels bij de vorming van nieuwe Nederlandse werkwoorden, in: Johan de Caluwe e.a. (red.), Taeldeman, man van de taal, schatbewaarder van de taal, Gent, p. 257-266.
Hüning, Matthias (2004), Over woorden en woordgroepen. A+N-verbindingen in het Nederlands en in het Duits. In: Kiedron, Stefan & Kowalska-Szubert, Agata (eds.), Thesaurus polyglottus et flores
quadrilingues. Festschrift für Stanislaw Predota zum 60. Geburtstag. Wroclaw: Oficyna Wydawnicza ATUT – Wroclawskie Wyawnictwo Oswiatowe, 159-171. Manuscript in pdf-versie via
http://www.niederlandistik.fu-berlin.de/cgi-bin/publikationen.Meesters, Gert (2004), Marginale morfologie in het Nederlands, Paradigmatische samenstellingen, neoklassieke composita en splintercomposita. Gent : Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Hoofdstuk 2 Paradigmatische samenstellingen, 29-57.
Santen, Ariane van (2007), Van tennisarm naar iPod-duim. Het woordenboek als begin en einde van woordvorming. In: Leven met woorden. Afscheidsbundel voor Professor Piet van Sterkenburg, onder red. van Fons Moerdijk e.a., 423-433.
Schreuder, R., A. Neijt, F. Van der Weide & R.H. Baayen (1998), Regular Plurals in Dutch Compounds: Linking Graphemes or Morphemes? Language and Cognitive Processes 13, 551-573.
Zonneveld, W. (2004), De verwerving van een morfologisch proces: Nederlandse meervoudsvorming. Nederlandse Taalkunde 9, 1-28.
3 Syntaxis
Haeseryn, W. e.a., red. (1997), Algemene Nederlandse Spraakkunst hoofdstuk 21 (Woordvolgorde in de zin), paragrafen 21.1 (algemene principes) en 21.2 (indeling in zinstypes naar de vorm) (ca 12 pp)
Coussé, Evie (2008), Motivaties voor volgordevariate. Een diachrone studie van werkwoordwoordsvolgorde in het Nederlands, diss. UGent, hoofdstuk 2
(http://users.ugent.be/~ecousse/Couss%C3%A9_2008_proefschrift_2.pdf)Verhagen, Arie (2005), Constructiegrammatica en ‘usage based’ taalkunde. Nederlandse Taalkunde 10-3/4: 197-222.
Wouden, Ton van der (2007), Bouwstenen van het Nederlands en het CGN. Nederlandse Taalkunde 12 (3), 251-274. pdf-versie via http://odur.let.rug.nl/vdwouden/docs/nt2007d.pdf
Boogaart, Ronny (2007), Conditionele constructies met moest(en) en mocht(en) in Belgisch-Nederlands en Nederlands-Nederlands neerlandistiek.nl 07.05 <http://www.neerlandistiek.nl/07.05/>
Bybee, Joan (2006), From usage to grammar: the mind’s response to repetition. Language 82(4), 711-733.
4 Cognitieve taalkunde
Janssen, Theo A.J.M. (1993), Deiktische dimensies. In: Rita D. Snel Trampus (red.), Nederlandse taal-, vertaal- en letterkunde; Colloquium van docenten in de Neerlandistiek in Zuid-Europa Trieste, 13-14 april 1992, Triëst: Lint, 1-16.
Verhagen, Arie (2000), Achter het Nederlands. Over interacties tussen taal en achtergrondcognitie.
Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar Nederlandse Taalkunde aan de Universiteit Leiden, 24 maart 2000. Hieruit secties 3 en 4, pp. 8-21. pdf-versie via
www.arieverhagen.nl.Degand, Liesbeth & Henk Pander Maat (2003), A contrastive study of Dutch and French causal connectives on the Speaker Involvement Scale. In: Arie Verhagen & Jeroen van de Weijer (eds.) Usage-Based Approaches to Dutch. LOT Occasional Series 1, p.175-200. Digitaal op:
http://lotos.library.uu.nl/index.htmlSmet, Hendrik De & Jean-Christophe Verstraete (2006), Coming to terms with subjectivity. Cognitive Linguistics, 365-392.
Tomasello, M. (2003), Constructing a language. Harvard University Press, Hoofdstuk 4 (94-153).
5 Taalvariatie & standaardisatie
Chambers, J.K. (2003, 2e dr.), Sociolinguistic Theory. Linguistic Variation and its Social Significance. Oxford: Blackwell, hoofdstuk 2 Class, Network, and Mobility: 2.6 t/m 2.9, 74-115.
Raumolin-Brunberg, Helena (1996), Historical sociolinguistics. In: T. Nevalainen & H. Raumolin- Brunberg (eds.), Sociolinguistics and Language History. Studies based on the Corpus of Early English Correspondence. Amsterdam: Rodopi, 11-37.
Wal, M.J. van der (1995), De moedertaal centraal, Den Haag: SDU, hs. 1 (1-3), hs. 3 en 4 (23-78), hs. 6 (101-103).
Dibbets, G.R.W. (1997). Waarom ‘deug hoozen niet’?. In: A. van Santen en M. van der Wal (red.), Taal in tijd en ruimte, Leiden 1997, 105-112.
Wal, Marijke van der (2007), Eighteenth-century linguistic variation from the perspective of a Dutch diary and a collection of private letters. In: Stephan Elspass, Nils Langer, Joachim Scharloth & Wim
Vandenbussche (red). Germanic Language Histories from Below (1700–2000). Berlin/ New York: De Gruyter, 83-96.Grondelaers, Stefan, Hilde van Aken, Dirk Speelman, Dirk Geeraerts (2001), Inhoudswoorden en preposities als standaardiseringsindicatoren. De diachrone en synchrone status van het Belgische Nederlands, Nederlandse Taalkunde 6, 179-202.
6 Taalverandering
Keller, R. (1994), On Language Change. The invisible hand in language. London: Routledge, hoofdstuk 1 en 4. (of dezelfde hoofdstukken in de oorspronkelijke Duitse versie: Rudi Keller, Sprachwandel. Von der unsichtbaren Hand in Sprache, Tübingen 1990, 1e Auflage, 2e Auflage 1994).
(ca 72 pp).Hüning, M. (1993), Visies op taalverandering. Forum der Letteren 34, 281-302.
Weerman, F. (2005), Veranderen can ‘t. Nederlandse Taalkunde 10, 310-325.
Van de Velde, F. (2004), De Middelnederlandse onpersoonlijke constructie en haar grammaticale concurrenten. Semantische motivering van de argumentstructuur. Nederlandse Taalkunde 9, 48-76.
Hüning, M. (1997). Het ‘tegaan’ van een morfologische categorie. Over het Middelnederlandse verbaalprefix -te. In: A. van Santen en M. van der Wal (red.), Taal in tijd en ruimte, Leiden: SNL, 23-35.
7 Geschiedenis van de taalwetenschap
Wal, M.J. van der (1997), Grotius’ taalbeschouwing in contemporaine context. In: Nederlandse Taalkunde 2, 14-34. Noordegraaf, J. (1996), Women and Grammar. The Case of Johanna Corleva (1698-1752). In: J.
Noordegraaf, The Dutch Pendulum. Linguistics in the Netherlands 1740-1900, Münster, 1-22.Schultink, H. (2006), Lambert ten Kate en hedendaagse Nederlandse morfologie. In: H. Schultink, Constant en variabel in de morfologie. Historiografische studies, Münster, 24-39. Ook in TNTL 110,
(1994), 257-294.Driel, L. van (2002), Brill, Van Dale en de zinsontleding. Nederlandse Taalkunde 7, 215-237.
Wal, Marijke van der & Ariane van Santen (2005), Vroege psycholinguïstiek in Nederland. Van Ginneken, Rombouts en kindertaalontwikkeling. Nederlandse Taalkunde 10, 1-29.
Daalder, Saskia (1994). Anton Reichling en het primaat van het woord. In: Voortgang: Jaarboek voor de Neerlandistiek 14, 257–272.
Aanmelden
Via uSis en via Dr. R. Boogaart
Niet beschikbaar voor A la carte- of Contractonderwijs.