Toegangseisen
Propedeuse Nederlandse Taal en Cultuur
Beschrijving
In het Nederlands bepalen persoon en getal van het onderwerp de uitgang van de persoonsvorm. We zeggen ik werk, maar jij werkt en wij werken. In veel dialecten van het Nederlands is dat ook zo bij voegwoorden zoals dat, als en of. In de omgeving van Leiden zeggen dialectsprekers bijvoorbeeld Ik denk dat ze gaat, maar in het meervoud Ik denk dan ze gaan. In Vlaanderen vinden we ook vervoeging op woorden als ja en nee. Als je iemand daar vraagt of ie nog koffie wil kan ie antwoorden jaa-n-k, waarbij –n de uitgang voor 1e persoon enkelvoud is en –k een verzwakte vorm van het onderwerp ik. En in datzelfde gebied is het gewoon om het onderwerp te verdubbelen, bijvoorbeeld ik in Misschien gaan ik ‘t ik wel krijgen (‘Misschien krijg ik ‘t wel’). In het Gronings kan je daarentegen het onderwerp doe (= jij) juist weglaten: Noust (doe) klaar bist magst (doe) gaan (‘Nu je klaar bent mag je gaan’).
In deze cursus onderzoeken we deze bijzondere verschijnselen om inzicht te krijgen in de wisselwerking tussen onderwerp en vervoeging en daarmee in de syntactische structuur van het Nederlands en zijn dialecten. We stellen vragen zoals: (i) Wat is de rol van vervoeging en verdubbeling in de zinsbouw van het Nederlands, gegeven dat het redundante informatie betreft en veel talen (bijv. het Chinees) geen vervoeging hebben? (ii) Waarom treedt bij het onderwerp wel maar bij bijvoorbeeld het lijdend voorwerp geen vervoeging op? (iii) Welke vervoegingsvariatie en –verandering vinden we in het Nederlandse taalgebied, en is daar een systeem in te ontdekken? (iv) Hoe bepaalt de positie van het onderwerp in de zin zijn vorm en de vervoegingsvorm (vergelijk loopt ie en dat ie loopt, maar niet ie loopt; jij loopt en loop jij;)?
Leermiddelen: syntactische en morfologische atlassen van de Nederlandse dialecten, online dialect databases en taalkundige artikelen.
Leerdoelen
De student(e)
heeft gevorderd inzicht in de syntactische structuur van het Nederlands en zijn dialecten.
kan taalkundige literatuur begrijpen, presenteren en problematiseren.
kan participeren in een taalkundige discussie en die voorzitten.
kan een klein syntactisch onderzoek doen en hierover mondeling en schriftelijk rapporteren.
Rooster
Onderwijsvorm
Werkcollege
Studielast
140 uur, waarvan
werkcolleges: 26 uur
voorbereiding werkcolleges (bestuderen literatuur): 52 uur
voorbereiding referaat: 22 uur
paper (incl. mondelinge presentatie): 40 uur
Toetsing
Actieve deelname, referaat over taalkundig artikel, voorzitterschap referaatsessie, paper, mondelinge presentatie paper:
paper (incl. mondelinge presentatie): 50%
referaat: 30%
deelname aan discussie en voorzitterschap: 20%
Herkansing
Alleen het paper kan worden herkanst, indien lager dan 5,5
Blackboard
Blackboard wordt gebruikt voor:
het verstrekken van een uitgebreide collegebeschrijving;
het op de hoogte houden van studenten van lopende zaken;
het verstrekken van studiemateriaal;
het inleveren van papers
Literatuur
De literatuur voor elke bijeenkomst wordt op Blackboard bekend en waar mogelijk beschikbaar gemaakt.
Voorlopige lijst:
Aalberse, S. 2007. The typology of syncretisms and the status of feature structure. Verbal paradigms across 355 Dutch dialects. Morphology, 17 (1), 109-149.
Aalberse, S. & J. Don. 2009. Syncretism in Dutch dialects. Morphology, 19 (1), 3-14.
Aalberse, S & J. Don. 2011. Person and number syncretisms in Dutch. Morphology, 21 (2), 327-350.
Barbiers, S. et al. 2005. Syntactische Atlas van de Nederlandse Dialecten, Deel 1. Amsterdam: AUP.
Barbiers, S. & van Koppen, M. (2006). Een plaats voor tijd in het middenveld van het Nederlands. Taal & Tongval, (Themanummer 19), 24-39.
Barbiers, S. et al. 2008. Syntactische Atlas van de Nederlandse Dialecten, Deel 2. Amsterdam: AUP.
Barbiers, S. (2013). Microsyntactic Variation. In M. den Dikken (Ed.), The Cambridge Handbook of Generative Syntax. (pp. 899-926). (Cambridge Handbooks in Language and Linguistics). Cambridge: Cambridge University Press.
Bennis, H. J. & MacLean, A. (2007). Variation in verbal inflection in Dutch dialects. Morphology, 16, 291-312.
Carstens, V. (2003). „Rethinking complementizer agreement: Agree with a case-checked Goal.‟ In: Linguistic Inquiry 34:3, 393-412.
Craenenbroeck, J. van, 2004. Ellipsis in Dutch dialects. LOT Dissertation 96. pp 223-256.
Craenenbroeck, J. van and M. van Koppen. 2008. Pronominal Doubling in Dutch Dialects: Big DPs and Coordinations. In Barbiers, S., O. Koeneman, M. Lekakou and M. van der Ham (eds.) Microvariation in Syntactic Doubling. Syntax and Semantics Volume 36. Bingley: Emerald. pp 207-250.
De Vogelaer, G. and M. Devos. 2008 On Geographical Adequacy, or: How Many Types of Subject Doubling in Dutch. In Barbiers, S., O. Koeneman, M. Lekakou and M. van der Ham (eds.) Microvariation in Syntactic Doubling. Syntax and Semantics Volume 36. Bingley: Emerald. pp. 251-276.
De Schutter, G. 1994. Voegwoordflectie en pronominale clitisering waarin Vlaams en Brabants bijna elkaars tegengestelden zijn. Taal & Tongval 46, 108 - 131.
De Schutter, G. et al. 2005. Morfologische Atlas van de Nederlandse Dialecten, Deel 1. Amsterdam: AUP.
Goeman, T. et al. 2008. Morfologische Atlas van de Nederlandse Dialecten. Deel 2. Amsterdam: AUP.
Haan, G. de, 2010. Complementizer Agreement. In J. Hoekstra et al. (eds). Studies in West Frisian Grammar. Chapter 10. Amsterdam/Philadelphia: John Benjamins.
Hoekstra, E. & C. Smits (1997). Vervoegde voegwoorden in de Nederlandse dialecten: een aantal generalisaties. In: Hoekstra, E. & C. Smits (red.), Vervoegde voegwoorden. Amsterdam: P.J. Meertensinstituut. 6-30.
Hoekstra, J. 1997. Pro drop, clitisering en voegwoordcongruentie in het Westgermaans. In: Hoekstra, E. & C. Smits (red.), Vervoegde voegwoorden. Amsterdam: P.J. Meertensinstituut. 68-86.
Koppen, M. van, 2005. One Probe – Two Goals: Aspects of agreement in Dutch dialects. LOT Dissertation 105.
Koppen, J.M. van & Haegeman, L. (2012). Complementizer agreement and the relation between T and C. Linguistic inquiry, 43(3), 441-454.
MIMORE (dialectdatabases): http://www.meertens.knaw.nl/mimore/
Postma, G. J. (2011). Het verval van het pronomen du - dialect geografie en historische syntaxis. Nederlandse Taalkunde, 16, 56-87.
Aanmelden
Inschrijven via uSis is verplicht. Algemene informatie over uSis is te vinden op Nederlands en English
Let op: studenten die geen Nederlands studeren dienen eerst contact op te nemen met de studiecoördinator voor goedkeuring.
Aanmelden Studeren à la carte en Contractonderwijs
Informatie voor belangstellenden die deze cursus in het kader van Contractonderwijs willen volgen (met tentamen), oa. over kosten, inschrijving en voorwaarden.
Contact
Voor inhoudelijke vragen dhr. S. Barbiers
Voor praktische vragen kun je je wenden tot het secretariaat van de Opleiding Nederlandse taal en cultuur/neerlandistiek.
Dit valt onder de Onderwijsadministratie P.N. van Eyckhof 4, eerste verdieping kamer 101A. Tel. 071-527 2604.