Beschrijving
Thema Effecten van geneesmiddelen 3 is het derde deel van het vak thema Effecten van geneesmiddelen en wordt gegeven in het tweede studiejaar. In brede zin worden in het laatste blok de neveneffecten van een geneesmiddel behandeld. Nieuwe geneesmiddelen moeten uitvoerig getest worden op eventuele toxiciteit. Ernstige toxiciteit is over het algemeen ongewenst. Echter, voor de behandeling van levensbedreigende ziekten zoals kanker of ernstige infecties, kan er aanleiding zijn om beperkte toxiciteit te accepteren. Het is dan wel belangrijk de toxiciteit goed in kaart te brengen. Een aantal vragen moeten dan goed beantwoordt worden. Wat is de therapeutische window? Wat is de toxiciteit? Hoe ontstaat toxiciteit? Hoe reageert de beschadigde cel op toxiciteit? Wat zijn de gevolgen voor het functioneren van het desbetreffende orgaansysteem? Is herstel van de schade mogelijk? Kan toxiciteit worden voorkomen?
Coordinator
Dhr. Dr. S. Wink
Doelgroep
BFW2
Ingangseisen
Voor dit vak gelden geen formele toegangseisen, het is echter wenselijk de eerste twee delen van het vak Thema Effecten van Geneesmiddelen voldoende te beheersen voor de start van het vak.
Onderwijsvorm
Hoorcollege, werkgroepen, opdrachten, incl. rapportage
Literatuur
Casarett & Doull’s Toxicology, Curtis D. 8e editie (aanbevolen als achtergrond materiaal)
Leerdoelen
Begrip krijgen van moleculaire mechanismen van toxiciteit op orgaan en cel niveau.
Kunnen toepassen van theoretische kennis over moleculaire mechanismen van toxiciteit.
Het kritische kunnen analyseren van literatuur op het gebied van de toxicologie.
Enkele toepassingen van moderne in vitro toxiciteitstesten vanuit de industrie kunnen plaatsen in de juiste context.
De belangrijkste signaaltransductie routes en biochemische processen kunnen noemen en uitleggen hoe deze gelinkt zijn aan toxiciteit.
Het verschil in ‘risk assessment’,’ hazard identification’ en mechanistische toxiciteit kunnen uitleggen en voorbeelden in de praktijk kunnen noemen.
Toetsing
Schriftelijk tentamen: 80%
Groepsopdrachten aan de hand van wetenschappelijke literatuur: 10 %
Rapportage in de vorm van een presentatie: 10%
In het tentamen zijn voor 10% van het schriftelijk tentamen vragen verwerkt m.b.t. de groepsopdrachten & presentaties.