Beschrijving
Een discussie tussen twee ouders over de opvoeding van hun zoon. Het uitvechten in de rechtszaal van een meningsverschil over een eis tot schadevergoeding wegens de levering van een onbruikbare machine. Een debat in de Tweede Kamer over het uitzenden van Nederlandse soldaten naar Uruzgan. Een onderhandelingssessie over de overname van De Bank. Een wetenschappelijk debat over de vraag hoe een kind zijn moedertaal leert. Een bemiddelingsgesprek in het geval van een burenconflict. Zo maar wat voorbeelden van argumentatieve en retorische praktijken.
Het antwoord op de vraag welke discussiezetten in de praktijk door de beugel kunnen (deugdelijkheid) en welke retorische middelen in die praktijk werken om de gesprekspartners of het publiek te overtuigen (effectiviteit), wordt mede bepaald door de eigenaardigheden van die praktijk zelf. Binnen de ene praktijk gelden wat dat betreft andere regels en gewoonten dan in de andere praktijk. Soms zijn die regels en gewoonten geëxpliciteerd en zeer geïnstitutionaliseerd zoals in het recht. En soms zijn ze impliciet en informeel zoals bij de meeste alledaagse discussies thuis of op het werk.
Theorieën over argumentatief en retorisch taalgebruik (van de klassieke retorica via Perelman en Toulmin tot de pragma-dialectiek) hebben meestal een zeer algemeen karakter: zij proberen in het algemeen te beschrijven en soms ook te verklaren wat deugdelijke en/of effectieve middelen zijn om anderen te overtuigen los van specifieke (institutionele) contexten. Om die reden bestaat er een zekere kloof tussen die algemene theorieën en de hierboven beschreven argumentatieve praktijken, in die zin dat de algemene theorieën ons vaak geen rechtstreekse antwoorden geven op de vraag hoe een bepaalde discussie in een bepaalde context moet worden beoordeeld. En dat is onbevredigend. Er zijn dan ook pogingen in het werk gesteld om die kloof te overbruggen door middel van meer specifieke beschrijvingen en normeringen van argumentatieve praktijken. Vooral met betrekking tot die van het recht is dat vrij uitgebreid en systematisch gedaan.In deze onderzoeksgroep verdiepen we ons in de verschillende antwoorden op de vraag over hoe de algemene argumentatietheorie en retorica zich verhouden en zouden moeten verhouden tot de verschillende argumentatieve praktijken. In het bijzonder vragen we ons af welke discussieregels in die verschillende praktijken gelden en zouden moeten gelden en welke retorische strategieën daarbinnen effectief lijken te zijn. Naast theoretische verkenningen zullen we aan de hand van casussen ook een aantal maatschappelijke, politieke, juridische en/of wetenschappelijke debatten analyseren en beoordelen.
Onderwijsvorm
Werkcollege
Toegangseisen
-
Leerdoelen
Het verdiepen van theoretische inzichten in argumentatie en retorica in het algemeen.
Het vergroten van inzicht in de rol van context bij argumentatief en retorisch taalgebruik.
Het vergroten van inzicht in de mogelijke consequenties van het gebruik van drogredenen in een betoog of een discussie.
Het vergroten van de vaardigheid om debatten en betogen in specifieke (institutionele) contexten te analyseren en beoordelen.
Het vergroten van onderzoeksvaardigheden op het terrein van de argumentatietheorie en de retorica.
Het vergroten van de vaardigheid om mondeling en schriftelijk verslag te doen van eigen en andermans onderzoek en daarover te discussiëren.
Studielast
-
Literatuur
Wordt later bekendgemaakt.
Toetsing
Bijdrage aan de discussie tijdens de colleges, referaten, tussentijdse opdrachten en nota. De nota moet de vorm krijgen van een kort artikel dat geschikt is voor publicatie in een vaktijdschrift en dient dus aan alle vormvereisten daarvoor te voldoen.
Rooster
Zie het rooster van de opleiding Nederlandse taal en cultuur.
Informatie
Prof. dr. T. (Ton) van Haaften. , tel. 071 527 2116.
Aanmelden
Via U-Twist.
Blackboard
Via een blackboardsite zal informatie worden uitgewisseld.