Studiegids

nl en

Hersenen en Aansturing

Vak
2013-2014

Beschrijving

In dit blok komen op een geïntegreerde wijze de bouw, functie én dysfunctie van het zenuwstelsel aan de orde en de student oefent zich in het observeren en herkennen van een functiestoornissen van het zenuwstelsel.
Ten eerste leert de student middels hoorcolleges en een daarmee samenhangend snijzaal-practicum de macroscopische anatomie van de hersenen en omliggende structuren te herkennen en deze structuren te correleren aan beelden die verkregen zijn met moderne geneeskundige beeldvormende technieken (CT, MRI).
Vervolgens worden, in een cyclus die steeds bestaat uit (1) een “basaal” hoorcollege, (2) een klinisch hoorcollege, (3) een zelfstudieopdracht, (4) een werkgroep en (5) een responsiecollege, een aantal thema’s behandeld.
Aan de orde komen onderwerpen als hersenstam en hersenzenuwen, autonoom zenuwstelsel, motorische sturing, sensibiliteit, zintuigen, geheugen, emotie en affectieve ontwikkeling, en cognitie. De klinische aspecten van dysfunctie van het zenuwstelsel worden belicht vanuit de neurologie, de psychiatrie en de ontwikkelingspsychologie.
Tevens maakt de student kennis met de geschiedenis van het denken over het brein en geeft een presentatie over een populair neurowetenschappelijk onderwerp.

Leerdoelen

  • De student kan de belangrijkste onderdelen van het centraal zenuwstelsel en omringende structuren (vaten, vliezen, bot) herkennen en benoemen op afbeeldingen en in medische beeldvorming, en kan de functie van deze onderdelen beschrijven.

  • De student kan op basis van klachten, symptomen en imaging deduceren waar in het zenuwstelsel de lesie zich bevindt. Dit vindt zijn toepassing in de volgende onderwerpen: somatomotoriek (inclusief subcorticale systemen), somatosensibiliteit, gehoor/evenwicht en visus.

  • De student kan aangeven wat het verloop en functie van de hersenzenuwen is en hoe deze functie wordt onderzocht1.

  • De student kan met behulp van de Glasgow coma schaal de diepte van een bewustzijnsstoornis schatten aan de hand van een beschrijving van de toestand van de patient en kan structuren die relevant zijn voor een normaal bewustzijn benoemen en lokaliseren (imaging).

  • De student kan de verschillende onderdelen van de cerebrale cortex benoemen, op medische beeldvorming herkennen en hun functie beschrijven.

  • De student kan een globale schatting maken van het cognitief functioneren van een patient in een casus aan de hand van de Mini Mental State Examination.

  • De student kan depressie herkennen op basis van klachten en symptomen en kan enkele predisponerende factoren aangeven.

  • De student kan beschrijven welke functionele circuits in de hersenen betrokken zijn bij emotieregulatie.

  • De student kan, op basis van een gestructureerde observatie, een gedragsstoornis van een kind in een gezinssituatie herkennen en beschrijven.

  • De student kan beschrijven welke functionele circuits in de hersenen betrokken zijn bij gedragsstoornissen bij kinderen.

  • De student kan de highlights uit de geschiedenis van de neurofilosofie beschrijven

  • De student kan een presentatie voorbereiden en geven over een populair wetenschappelijk neurowetenschappelijk onderwerp.

Onderwijsvorm

Neuroanatomie: Hoorcolleges met bijpassende snijzaalpractica; zelfstudieopdracht (MRI); responsiecollege.
Themata: Hoorcolleges (steeds basaal gevolgd door klinisch); bijpassende zelfstudieopdracht(en) en werkgroep(en), afgesloten door responsiecollege.
Patiënt-demonstraties.

Toetsing

  • Facultatieve (BlackBoard) toetsen voorafgaand aan elk snijzaalpraacticum met als doel eigen voorbereiding te testen.

  • “Halfweg” toets; open vragen veelal nav imaging specifiek gericht op neuroanatomie.

  • Tentamen; multiple choice en extended matching; geïntegreerde casus vragen.

Literatuur

  • Siegel, Sapru: Essential Neuroscience, 2e druk 1010

  • Hijdra, Koudstaal, Roos: Neurologie, 4e druk 2010

Contact

Dr. E.L.E.M. Bollen LUMC K-05-106, 071 526 2113
Dr. E.A.J.F. Lakke LUMC T-01-34, 071 526 9357