Studiegids

nl en

Openbaar Bestuur en Bestuurswetenschap (minor vak OBBM)

Vak
2016-2017

De bestuurskunde is de wetenschap van het openbaar bestuur. In het vak Openbaar Bestuur en Bestuurswetenschappen maken de studenten kennis met de wereld van het openbaar bestuur en de bestuurskunde als wetenschap.

De bestuurskunde houdt zich bezig met het openbaar bestuur, maar het is niet eens zo gemakkelijk te omschrijven wat we onder het ‘openbaar bestuur’ verstaan. In ieder geval vormen ministeries, provincies, gemeenten en waterschappen deel uit van het openbaar bestuur, maar er zijn ook allerlei organisaties die niet tot de overheid behoren maar wel publieke taken vervullen, zoals scholen, zorginstellingen en woningcorporaties.
We zullen dan ook ingaan op de vraag: Hoe ziet het openbaar bestuur er eigenlijk uit? Welke organisaties maken allemaal deel uit van het openbaar bestuur en wat zijn de relaties tussen die organisaties? Daarbij besteden we ook aandacht aan de steeds grotere invloed van de Europese Unie, aan allerlei ontwikkelingen in het Nederlandse openbaar bestuur, zoals schaalvergroting, privatisering, verzelfstandiging, internationalisering en decentralisatie, en aan specifieke kenmerken van het Nederlandse openbaar bestuur: is het Nederlandse openbaar bestuur uniek of heeft het veel gemeen met bestuursstelsels in andere Europese landen?

Daarnaast zullen we ingaan op de belangrijkste bestuurskundige vraagstukken, begrippen en inzichten. Het openbaar bestuur probeert beleid te ontwikkelen en toe te passen om allerlei maatschappelijke vraagstukken aan te pakken. Denk daarbij maar aan veiligheidsbeleid, vluchtelingenbeleid en milieubeleid. Hoe komt dat beleid tot stand en is het beleid ook effectief? Dat beleid wordt gevormd en uitgevoerd door allerlei organisaties, zoals ministeries, zelfstandige bestuursorganen, de politie en lagere overheden. Hoe functioneren die organisaties eigenlijk en zijn ze wel goed afgestemd op de eisen die de omgeving stelt? Kenmerkend voor publieke organisaties is dat ze te maken hebben met het ‘primaat van de politiek’. Politici maken de keuzes, ambtenaren voeren ze uit. Maar hoe ziet de praktijk eruit? Er zijn immers veel meer ambtenaren dan politici en bovendien zijn die ambtenaren meestal veel deskundiger op hun terrein dan politici.

Hierbij besteden we ook aandacht aan normatieve vraagstukken. We willen allemaal een goed werkend openbaar bestuur, maar wat is dat nu eigenlijk, een ‘goed’ openbaar bestuur? Wat is beter, een daadkrachtig bestuur dat snel knopen doorhakt, of een bestuur dat de tijd neemt om goed naar de burgers te luisteren? Willen we een bestuur dat zich strikt aan de regels houdt of dat flexibel werkt en maatwerk levert? Hoe moet het openbaar bestuur omspringen met allerlei tegenstrijdige wensen, zoals de roep om ‘meer veiligheid’ en de behoefte aan bescherming van de privacy? Burgers willen zoveel mogelijk vrijgelaten worden in hun doen en laten, maar zodra er wat mis gaat, doen ze een beroep op de overheid. Veel burgers willen dus een combinatie van volledige vrijheid en volledige bescherming, zonder zich te realiseren dat daar een spanning tussen bestaat. Politieke bestuurders en ambtenaren staan dus voor de opgave om een antwoord te vinden op de steeds hogere en deels strijdige wensen van burgers en belangenorganisaties.

In de colleges worden de hoofdlijnen van de stof besproken. Daarnaast dienen de studenten in werkgroepverband een onderzoek uit te voeren naar de effecten van de decentralisatie van het sociaal domein (maatschappelijke ondersteuning, langdurige zorg, jeugdzorg) naar gemeenten op gemeenten, zorginstellingen en gebruikers. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden op dit domein zijn gedecentraliseerd omdat gemeenten dichter bij de burger staan dan hogere overheden en dan ook de wensen en noden van de burgers beter zouden kennen en daardoor ook beter in staat zouden zijn maatwerk te leveren. Tegelijkertijd is hier sprake van een forse bezuinigingsoperatie en is het de vraag of gemeenten wel genoeg deskundigheid en capaciteit in huis hebben om die verantwoordelijkheden te dragen. De studenten doen een onderzoek naar de implicaties van de decentralisatie voor de gemeenten, de zorginstellingen en de cliënten. Ze dienen over hun bevindingen te rapporteren in een observatie- en reflectieverslag, waarin ze ook moeten proberen hun bevindingen te verklaren met behulp van bestuurskundige concepten.

Leerdoelen

Aan het einde van de cursus heeft de student elementair inzicht in:

· hoe het openbaar bestuur in Nederland en Europa eruit ziet en zich ontwikkelt;
· de belangrijkste bestuurskundige begrippen, inzichten en theorieën;
· normatieve vraagstukken van het openbaar bestuur en de bestuurskunde.

Daarnaast heeft de student de volgende academische vaardigheden op basisniveau ontwikkeld:

· het doen van veldonderzoek naar de effecten van beleid en daarover een observatie- en reflectieverslag schrijven.

· het rapporteren over een bijgewoonde vergadering of het interviewen van sleutelpersonen.

Rooster

Op de openingspagina Bestuurskunde vind je aan de rechterzijde van de E-gids doorlinkmogelijkheden naar de website en de roosters, uSis and Blackboard.

Onderwijsvorm

Dit vak bestaat uit hoorcolleges. Minor- en keuzevakstudenten volgen geen werkcolleges.

Studielast

Totale studielast 140 uur, waarvan 28 uur hoorcollege

Toetsing

De toetsing bestaat uit een schriftelijk tentamen met open vragen en een observatie- en reflectieverslag gereleerd aan wekelijkse opdrachten om literatuur te bediscussieren en inzichten toe te passen. Zie verdere uitwerking in Backboard. Het eindcijfer wordt voor 50% bepaald door het tentamen en voor 50% door het verslag. Beide deelcijfers dienen voldoende te zijn (5.50 of hoger). Er is geen compensatie mogelijk. Informatie over tentamens vind je op de website.
De inlevertermijn van het verslag is terug te vinden op Blackboard.
Links naar onder andere de website, uSis en Blackboard vind je terug op de openingspagina van de minor in de E-gids.

Herkansing
Studenten die gebruik willen maken van een herkansing, dienen zich hiervoor in te schrijven via uSis.
Let erop dat je bij de inschrijving het activiteitennummer gebruikt, te vinden op het tentamenrooster.

Studenten mogen alleen aan een herkansing deelnemen als zij aan de eerste tentamengelegenheid hebben deelgenomen én een cijfer hebben dat niet lager is dan een 3 en lager is dan een 5.5. Indien een voldoende is behaald (5,5 of hoger) vervalt het recht op herkansing.
No show studenten verliezen hun recht op herkansing.

Blackboard

Ja, vanaf de start van de cursus.
Schrijf je in voor elk vak in Blackboard. In Blackboard zet de docent informatie over het vak.

Literatuur

  • Breeman, G.E., W.J. van Noort en M.R. Rutgers (red.) (2016), De bestuurlijke kaart van Nederland: Het openbaar bestuur en zijn omgeving in nationaal en internationaal perspectief, Bussum: Coutinho, Vijfde, geheel herziene druk.

  • Bovens, M.A.P., P. ’t Hart en M.J.W. van Twist (2012), Openbaar bestuur, beleid, organisatie en politiek, Alphen aan den Rijn: Kluwer, Achtste druk.

  • Enkele artikelen over Europa.

Voor beide boeken geldt dat voorgaande drukken niet bruikbaar zijn.

De collegestof behoort ook tot de tentamenstof voor zover vastgelegd in sheets, handouts en andere informatiedragers.

Aanmelden

Voor aanmelding minoren zie http://www.onderwijs.leidenuniv.nl/minoren/
Aanmelding voor cursussen: zodra bekend wordt deze informatie ingevuld door het OSC.

Contact

Dhr. Dr. W.J. Van Noort

Opmerkingen

Dit vak maakt onderdeel uit van het bestaande Bsc programma. Voor Minor studenten is het vak niveau 200 in plaats van 100. Het verschil bestaat in toegevoegde literatuur van hoger niveau, extra tentamenvragen en een verzwaarde schrijfopdracht. Minorstudenten volgen geen werkgroepen.