Prospectus

nl en

Strategical presentation of argumentation

Course
2010-2011

Toegangseisen

Een BA-diploma Nederlandse taal en cultuur of een vergelijkbaar diploma.

Beschrijving

De vader van Natalee Holloway wist na het zien van de tapes van Peter R. de Vries zeker dat Joran van der Sloot zijn dochter had vermoord: ‘Dat moet wel, want anders had hij wel een ambulance gebeld toen zij er halfdood bijlag.’ Deze argumentatie is gepresenteerd als een reductio ad absurdum: een standpunt wordt beargumenteerd door te laten zien dat het tegengestelde standpunt een implicatie heeft die niet klopt (en in die zin absurd is). Het tegengestelde standpunt wordt for the sake of argument hypothetisch aangenomen in de argumentatie: ‘als hij haar niet zou hebben vermoord’ [=’anders’]. Van de implicatie die volgens Vader Holloway bij deze aanname hoort, namelijk dat Joran dan wel een ambulance had gebeld, weet iedereen dat deze iets beschrijft dat in strijd is met de werkelijkheid. Op de tapes verklaart Joran immers dat hij zo was geschrokken van Natalee’s toestand dat hij haar door een vriend in zee heeft laten gooien.
De argumentatie van vader Holloway kan ook op een andere manier dan in de vorm van een reductio ad absurdum worden gepresenteerd. In een reductio ad absurdum bestaat het expliciete argument uit een warrant (zie Toulmin): als hij haar niet zou hebben vermoord, dan had hij wel een ambulance gebeld.’ Een spreker kan in plaats van een warrant ook de data aanvoeren als argument: ‘Joran van der Sloot moet Natalee Holloway wel hebben vermoord, want hij belde geen ambulance.’
De meeste argumentaties kunnen op de bovengenoemde twee en ook nog wel op andere manieren worden gepresenteerd. Dat er verschillende presentatiemogelijkheden zijn, roept de vraag op welke (retorische) overwegingen er ten grondslag liggen aan de keuze die een spreker maakt voor een bepaalde presentatiewijze. Eerst zullen we de vormelijke kenmerken van de verschillende presentatiewijzen vaststellen. Vervolgens zullen we voor de verschillende argumentatietypen – causaal, kenteken en analogie – bepalen hoe deze kenmerken uitpakken en welk effect ze mogelijk sorteren bij de lezer/luisteraar. Hiervoor maken we o.a. gebruik van taalkundige inzichten. Met dit onderzoek sluiten we aan bij een recente ontwikkeling in de argumentatietheorie die richt zich op de manier waarop discussianten hun discussiebijdragen presenteren (als een van de middelen van strategisch manoeuvreren).

Leerdoelen

  • Studenten leren relevante onderzoeksvragen te stellen op basis van literatuuronderzoek en bestudering van argumentatieve verschijnselen in de praktijk.

  • Studenten leren complexe onderzoeksvragen te analyseren in deelvragen en deze systematisch te onderzoeken.

  • Studenten hebben kennis van en inzicht in recente ontwikkelingen in argumentatietheoretische literatuur over de presentatie van enkelvoudige argumentatie.

  • Studenten vergroten hun vaardigheid om mondeling en schriftelijk verslag te doen van eigen en andermans onderzoek en daarover te discussiëren.

Rooster

Zie het rooster van de opleiding Nederlandse taal en cultuur.

Onderwijsvorm

Werkcollege

Toetsing

Bijdrage aan de discussie tijdens de colleges, referaten, tussentijdse opdrachten, kritiekbeurt en nota. De nota moet de vorm krijgen van een kort artikel dat geschikt is voor publicatie in een vaktijdschrift en dus aan alle vormvereisten daarvoor voldoet.

Blackboard

Het programma, de opdrachten en de literatuur staan op blackboard.

Literatuur

Voor het eerste college moet de volgende literatuur worden voorbereid (in deze volgorde):

  • H. Kloosterhuis, ‘Hoe bewijst de rechter uit het ongerijmde?’ In: E.T. Feteris e.a. (red.), In het licht van deze overwegingen. Nijmegen: Ars Aequi Libri, 2004, pp. 61-68.

  • H. Jansen, ‘Twee soorten bewijs uit het ongerijmde niet nodig.’ In: E.T. Feteris e.a. (red.), In het licht van deze overwegingen. Nijmegen: Ars Aequi Libri, 2004, pp. 69-71.

  • D.N. Walton, Argument schemes for presumptive reasoning. Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum, 1996. Hieruit: hfst. 1 (pp. 1-16).

  • B. Garssen, Argumentatieschema’s in pragma-dialectisch perspectief. Een theoretisch en empirisch onderzoek. Dordrecht: Foris, 1997. Hieruit: hfst. 2.

  • F. van Eemeren, P. Houtlosser en F. Snoeck Henkemans, Argumentatieve indicatoren in het Nederlands. Een pragma-dialectische studie. Amsterdam: Rozenberg, 2005. Hieruit: hfst. 6 (pp. 171-239).

De overige literatuur wordt op het college bekendgemaakt.

Aanmelden

Via uSis.

Contact

Dr. H. (Henrike) Jansen, tel. 071 527 2131.

Opmerkingen

Geen.