Toegangseisen
Om af te studeren in een afstudeerrichting moet de stu¬dent minstens de volgende onderdelen hebben afgelegd op het desbetreffende vakgebied:
één tweedejaars werkcollege van 10 EC
één (sectiespecifiek) hoorcollege van 5 EC
één door de afstudeerrichting erkend hulpvak (dit geldt niet voor studenten die voor september 2013 met hun propedeuse zijn begonnen)
één derdejaars seminar van 10 EC
Sommige afstudeerrichtingen (en tracks) kennen nog enkele aanvullende eisen (zie hiervoor de pagina over afstudeerrichtingen en tracks
Beschrijving
Het BA-eindwerkstuk is gebaseerd op een probleemgestuurd primair bronnenonderzoek en wordt geschreven in de afstudeerrichting of eventueel track (zie afstudeerrichtingen en tracks) waarin het BA Seminar is gevolgd.
Voor het eindwerkstuk staan 15 EC. Het BA-Eindwerkstuk wordt in principe geschreven in het kader van een BA-Scriptieseminar:
De student meldt zich in uSis aan voor een BA-scriptieseminar. Voor de eerste bijeenkomst benadert de student, afhankelijk van het onderwerp van het BA-Eindwerkstuk, zelf een docent binnen het betreffende vakgebied, die hem/haar gaat begeleiden. Als de docent akkoord is, stelt de student via de website van de opleiding een BA-afstudeerplan op. De begeleidende docent helpt bij de identificatie en voorselectie van het bronnenmateriaal en de literatuur, en keurt de onderzoeksopzet goed. Hij/zij leest en becommentarieert één versie van de verschillende hoofdstukken. De rest van de begeleiding is collectief, en vindt plaats via het scriptieseminar.
Het is ook mogelijk het BA-Eindwerkstuk te schrijven vanuit een tweede BA3 Seminar: de student meldt zich in uSis aan voor een tweede BA3 Seminar en meldt de docent dat het eindwerkstuk geschreven wordt in het kader van dit Seminar. Als de docent akkoord is, stelt de student via de website van de opleiding een BA-afstudeerplan op.
In het afstudeerplan geeft de student onder andere het scriptieonderwerp aan en bij wie het eindwerkstuk geschreven wordt, of dit in combinatie met een tweede seminar is of individueel, wat voor vakken/punten verder nog open staan en wanneer het eindwerkstuk wordt ingeleverd en afstuderen mogelijk is. Een versie van het plan wordt naar de betreffende afstudeerbegeleider, de examencommissie en naar het studiecoördinaat gestuurd. Als de student de geplande inleverdatum van het eindwerkstuk niet redt, dient een nieuw afstudeerplan opgesteld te worden.
De omvang van het eindwerkstuk is min. 13.000 en max. 15.000 woorden, exclusief voorblad, inhoudsopgave, bibliografie en voetnoten. Het eindwerkstuk wordt begeleid door een docent die aan de studierichting Geschiedenis verbonden is. De definitieve versie van het eindwerkstuk wordt mede beoordeeld door een tweede lezer, die door de examencommissie wordt aangewezen.
Leerdoelen
1) Een wetenschappelijk onderzoek met een beperkte omvang opzetten en uitvoeren, en daarbij:
a. relatief grote hoeveelheden informatie organiseren en verwerken;
b. vakliteratuur zoeken, selecteren en ordenen;
c. een wetenschappelijk debat analyseren;
d. het eigen onderzoek in het wetenschappelijk debat plaatsen;
e. de relatie tussen de bruikbaarheid, materialiteit, ontstaans- en bewaargeschiedenis van primaire bronnen onderkennen.2) Een probleemgestuurd werkstuk schrijven en een referaat houden naar het format van syllabus Themacolleges, en daarbij:
a. een realistische planning hanteren;
b. een probleemstelling en deelvragen formuleren;
c. een beargumenteerde conclusie formuleren;
d. feedback geven en ontvangen;
e. aanwijzingen van de docent verwerken.3) reflecteren op de primaire bronnen waarop de literatuur is gebaseerd.
4) bronnen selecteren en gebruiken voor eigen onderzoek.
5) bronnen analyseren, in een historische context plaatsen en interpreteren.
Leerdoelen, specifiek voor de afstudeerrichting
6) De student heeft kennis opgedaan van de afstudeerrichting(en) waartoe het BA-Seminar behoort, meer specifiek:
-bij de afstudeerrichting Oude Geschiedenis van de Griekse-Romeinse oudheid, met nadruk op de periode 400 v.C.<del>400 n.C; sociaaleconomische structuren; de antieke stad; mentaliteitsgeschiedenis; antieke religie; cultuurcontact;
-bij de afstudeerrichting Middeleeuwse Geschiedenis van de middeleeuwse grondslagen van de Europese geschiedenis; in het bijzonder van etniciteit, staatsvorming, internationale handel en scheepvaart en contacten met de buiten-Europese wereld;
-bij de afstudeerrichting Algemene Geschiedenis voor de plaatsing van de Europese geschiedenis van na 1500 in een mondiaal perspectief; in het bijzonder de ontwikkeling en rol van politieke instituties; in het bijzonder bij de track Amerikaanse Geschiedenis voor Amerikaans exceptionalisme; de VS als multiculturele samenleving en de uitwerking daarvan in de historiografie; de intellectuele wisselwerking tussen de VS en Europa; en in het bijzonder bij de track Geschiedenis van de Europese Expansie en globalisering voor het ontstaan van wereldomvattende netwerken die een steeds intensievere circulatie van mensen, dieren, gewassen, goederen en ideeën bewerkstelligen, en de centrale rol van de Europese expansie daarin vanaf circa 1500;
-bij de afstudeerrichting Economische Geschiedenis van de mondiale interactie van handelsnetwerken in de vroegmoderne tijd, de negentiende-eeuwse industrialisatie van Nederland in wereldhistorisch perspectief, en de political economy van de globaliserende economie in de twintigste eeuw;
-bij de afstudeerrichting Sociale Geschiedenis voor de verklaring van verschillen tussen groepen vanuit een vergelijkend (lokaal, regionaal of internationaal; klasse, gender, etniciteit en religie) en de rol van individuen, groepen, bedrijven en (internationale) organisatie (inclusief kerken) in processen van insluiting en uitsluiting vanaf ca. 1500 tot nu; en in het bijzonder bij de track Minderheden- en migratiegeschiedenis voor minderheidsvorming (en de factoren die daar invloed op hebben) en migraties (en de factoren die omvang en richting daarvan bepalen);
-bij de afstudeerrichting Vaderlandse Geschiedenis voor staatsvorming, identiteit, en politieke cultuur van Nederland en de Nederlandse overzeese gebieden vanaf de zestiende eeuw, en in het bijzonder voor de track Zeegeschiedenis de relatie van de mens tot de oceanen, zeeën en rivieren;7) De student heeft kennis van en inzicht in de kernbegrippen, de onderzoeksmethoden en –technieken van de afstudeerrichting, met speciale aandacht:
-bij de afstudeerrichting Oude Geschiedenis voor antieke teksten en archeologische bronnen; bronnenkritiek en contextualisering; acculturatietheorie;
-bij de afstudeerrichting Middeleeuwse Geschiedenis voor het gebruik van laatmiddeleeuwse administratieve bronnen en geschiedschrijving met betrekking tot de Nederlanden in brede zin; paleografie; bronnenkunde;
-bij de afstudeerrichting Algemene Geschiedenis voor de bestudering van primaire bronnen en de relativiteit van nationaal gedefinieerde geschiedenissen; in het bijzonder bij de track Amerikaanse Geschiedenis voor exceptionalisme; analyseren van historiografische en intellectuele debatten; en in het bijzonder bij de track Geschiedenis van de Europese Expansie en globalisering voor het combineren van historiografische debatten met empirisch onderzoek in primaire bronnen en/of het verbinden van gescheiden historiografische tradities door middel van innovatieve vraagstelling;
-bij de afstudeerrichting Economische Geschiedenis voor de toepassing van economische concepten in de geschiedschrijving, en inzicht in de interactie tussen beleid en economie; gebruik van zowel kwalitatieve als kwantitatieve bronnen;
-bij de afstudeerrichting Sociale Geschiedenis voor de toepassing van sociaal-wetenschappelijke concepten en het verwerven van inzicht in de interactie in sociale processen op basis van onderzoek in kwalitatieve als kwantitatieve primaire bronnen, en in het bijzonder bij de track Minderheden- en migratiegeschiedenis voor het combineren van verschillende primaire bronnen van diverse aard (mondelinge bronnen, romans, beeldmateriaal, schoolboeken, kranten, volkstellingen en statistieken), en uit diverse archieven (overheden, bedrijven en organisaties);
-bij de afstudeerrichting Vaderlandse Geschiedenis voor primaire bronnen en diachrone nationale geschiedenis, en in het bijzonder bij de track Zeegeschiedenis het gebruik van museale objecten voor historisch onderzoek.
Rooster
-
Onderwijsvorm
- (Scriptie)seminar en individuele begeleiding
Studielast
Totaal: 15 EC x 28 uur = 420 uur.
Aanwezigheid Scriptieseminar: 6 × 2 uur = 12 uur
Voorbereiding Scriptieseminar: 6 × 4 = 24 uur
Zoeken literatuur en bronnen: 10 uur.
Inlezen literatuur: 78 uur.
Bronnenonderzoek: 148 uur.
Schrijven eindwerkstuk: 148 uur.
Toetsing
Alle leerdoelen worden getoetst door middel van:
BA-Eindwerkstuk: 100 % van het eindcijfer
Participatie BA-Scriptieseminar: 0% van het eindcijfer
De beoordeling vindt plaats door de begeleider en een door de examencommissie aangewezen tweede lezer.
knock-out criteria
De ‘knock-out’-criteria waar een BA-eindwerkstuk minimaal aan moeten voldoen zijn:
Helder geformuleerde historische vraagstelling
Inbedding in historiografische en/of wetenschappelijke discussie
Verantwoording van de onderzoeksmethode
Gebaseerd op kritisch onderzoek in primaire bronnen
Voldoende brede literatuurstudie
Goed gestructureerd betoog
Wetenschappelijke onderbouwde conclusie
Correct taalgebruik
Indien een scriptie naar het oordeel van eerste en of tweede lezer niet aan deze criteria voldoet, wordt de scriptie als onvoldoende beoordeeld.
Als docent en tweede lezer aangeven dat zij de scriptie een 6 - 6,5 waard vinden, vragen ze de Examencommissie om een derde lezer aan te wijzen. De derde lezer legt de scriptie nogmaals naast de bovengenoemde ‘knock-out’-criteria en geeft zijn of haar oordeel.
In het geval de scriptie onvoldoende wordt bevonden, dan krijgt de student eerst de gelegenheid om aan de hand van het beoordelingsformulier en de instructies van de docenten het werkstuk zelfstandig te herkansen.
Studenten die na afloop van dit zelfstandig hersteltraject een onvoldoende werkstuk hebben ingeleverd, nemen contact op met het studiecoördinaat om de mogelijkheden te bespreken. (Opnieuw) herkanste werkstukken kunnen dan tot 1 december, respectievelijk 1 juni worden ingeleverd bij de docent van het herkansingswerkstuk, die het werkstuk samen met de tweede lezer opnieuw beoordeelt. Als het eindwerkstuk dan nog steeds onvoldoende is, moet de student in het semester daarop met een nieuw onderwerp beginnen onder nieuwe begeleiding.