Meer info
Eindtermen van de opleiding
Aanvullende eisen BSA
Het Programma
Aansluitende masteropleidingen / pre-mastertrajecten
Compensatieregeling
Eindtermen van de opleiding
Afgestudeerden van de opleiding hebben de onderstaande eindkwalificaties bereikt:
I. Kennis
Basiskennis en -inzicht:
Kennis van en inzicht in het wereldwijde geschiedverloop in grote lijnen met een concentratie op Europa en zijn interdependentie met de rest van de wereld, gedifferentieerd naar tijdvak, van de oudheid tot het heden, en naar aspect, met name vaderlandse en sociaal-economische geschiedenis, waarbij – voor zover dit vakgebied tevens in het voortgezet onderwijs aan de orde is geweest – is voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit is overtroffen;
Kennis van en inzicht in de historische context en achtergronden van eigentijdse ontwikkelingen;
Kennis van en inzicht in de ontwikkeling van de geschiedschrijving en de wetenschap der geschiedenis;
Kennis van en inzicht in de kernbegrippen, de methodiek en de methodologie van de geschiedwetenschap;
Enige kennis van en inzicht in de grondslagen, c.q. de wijsbegeerte van de (geschied)wetenschap;
Enige kennis van en inzicht in begrippen en methoden van (hulp)wetenschappen relevant voor de geschiedwetenschap en in een interdisciplinaire werkwijze.
Gespecialiseerde kennis van en inzicht in één of enkele van de afstudeerrichtingen:
Brede kennis van en inzicht in de historische ontwikkeling van de gekozen afstudeerrichting;
Met speciale aandacht:
bij de afstudeerrichting Oude Geschiedenis voor de Griekse-Romeinse oudheid, met nadruk op de periode 400 v.C.-400 n.C; sociaal-economische structuren; de antieke stad; mentaliteitsgeschiedenis; antieke religie; cultuurcontact;
bij de afstudeerrichting Middeleeuwse Geschiedenis voor de Middeleeuwse grondslagen van de Europese geschiedenis; in het bijzonder voor etniciteit, staatsvorming, internationale handel en scheepvaart en contacten met de buiten-Europese wereld;
bij de afstudeerrichting Algemene Geschiedenis voor de plaatsing van de Europese geschiedenis van na 1500 in een mondiaal perspectief; in het bijzonder de ontwikkeling en rol van politieke instituties;
bij de afstudeerrichting Economische Geschiedenis voor de mondiale interactie van handelsnetwerken in de vroegmoderne tijd, de negentiende-eeuwse industrialisatie van Nederland in wereldhistorisch perspectief, en de political economy van de globaliserende economie in de twintigste eeuw;
bij de afstudeerrichting Sociale Geschiedenis voor de verschillen naar klasse, gender, etniciteit en religie; verplaatsing van mensen, goederen en ideeën; verbanden tussen mensen (individueel en collectief), bedrijven, staten en (internationale) organisaties (inclusief kerken) vanaf 1600. Inzicht daarin wordt gebruikt om hedendaagse gebeurtenissen en ontwikkelingen te verklaren;
bij de afstudeerrichting Vaderlandse Geschiedenis voor staatsvorming, identiteit, en politieke cultuur van Nederland vanaf de zestiende eeuw;
bij de afstudeerrichting Amerikaanse Geschiedenis voor Amerikaans exceptionalisme; de VS als multiculturele samenleving en de uitwerking daarvan in de historiografie; de intellectuele wisselwerking tussen de VS en Europa;
bij de afstudeerrichting Maritieme Geschiedenis voor de ontwikkeling van de Nederlandse scheepvaart en overzeese handel vanaf de 16e eeuw; de relatie van de mens tot de oceanen, zeeën en rivieren in multidisciplinair perspectief.
- Brede kennis van en inzicht in de kernbegrippen, het apparaat, de onderzoeksmethoden en -technieken e.d. van het gekozen hoofdonderdeel / de subspecialisatie,
met speciale aandacht:
bij de afstudeerrichting Oude Geschiedenis voor antieke teksten en archeologische bronnen; bronnenkritiek en contextualisering; acculturatietheorie;
bij de afstudeerrichting Middeleeuwse Geschiedenis voor het gebruik van laatmiddeleeuwse administratieve bronnen en geschiedschrijving m.b.t. de Nederlanden in brede zin; paleografie; bronnenkunde;
bij de afstudeerrichting Algemene Geschiedenis voor de bestudering van primaire bronnen en de relativiteit van nationaal gedefinieerde geschiedenissen;
bij de afstudeerrichting Economische Geschiedenis voor de toepassing van economische concepten in de geschiedschrijving en inzicht in de interactie tussen beleid en economie;
bij de afstudeerrichting Sociale Geschiedenis voor het combineren van verschillende primaire bronnen (mondelinge bronnen, romans, beeldmateriaal, schoolboeken, kranten, volkstellingen en statistieken), uit diverse archieven (overheden, bedrijven en organisaties) met gebruikmaking van theorieën uit andere disciplines;
bij de afstudeerrichting Vaderlandse Geschiedenis voor primaire bronnen en diachrone nationale geschiedenis;
bij afstudeerrichting Amerikaanse Geschiedenis voor exceptionalisme; analyseren van historiografische en intellectuele debatten;
bij de afstudeerrichting Maritieme Geschiedenis voor heuristiek, bronnenkunde, archiefonderzoek, diachronisch onderzoek, en het gebruik van museale objecten als informatiedrager voor historisch onderzoek.
- Kennis van en inzicht in een van de andere afstudeerrichtingen van de opleiding en onderdelen van andere vakgebieden.
II. Vaardigheden
Afgestudeerden van de opleiding bezitten, buiten de algemene academische vaardigheden zoals gedefinieerd door de faculteit (zie Bijlage B), de volgende vaardigheden:
het vermogen historische bronnen te selecteren en te verzamelen met behulp van traditionele en moderne technieken, deze te analyseren en beoordelen op kwaliteit en betrouwbaarheid en deze te gebruiken bij het opzetten en uitvoeren van een onderzoek;
het vermogen om relatief grote hoeveelheden informatie en materiaal te organiseren en te verwerken;
het vermogen onderzoeksvaardigheden snel en efficiënt te extrapoleren naar en toe te passen in een ander kennisdomein dan wel ander vakgebied om een helder en goed opgebouwd antwoord te kunnen formuleren in woord en geschrift in correct Nederlands op vragen van derden die (een onderwerp) in dat kennisdomein dan wel vakgebied betreffen voor specialisten en niet-specialisten.
III. Academische attitude
Afgestudeerden van de opleiding bezitten, buiten de attitudes voortkomend uit de algemene academische vaardigheden zoals gedefinieerd door de faculteit (zie Bijlage B van de facultaire onderwijs- en examenregeling), de volgende vermogens:
kritisch te reflecteren op kennis en inzichten neergelegd in vakwetenschappelijke literatuur;
zich een oordeel te vormen op het vakgebied waarin alle relevante (sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke en/of ethische) aspecten zijn meegewogen;
inzicht tentoonspreiden in de maatschappelijke relevantie van het vak geschiedenis in het algemeen en van de gekozen afstudeerrichting in het bijzonder.
Voorts leidt elke Leidse geesteswetenschappelijke opleiding op tot facultair geformuleerde algemene academische vaardigheden.
Aanvullende eisen BSA
De opleiding hanteert een aanvullende eis ten aanzien van te behalen onderdelen voor het tweede studieadvies, genoemd in artikel 6.3.1, namelijk dat ten minste één van de twee Themacolleges behaald moet zijn.
Het Programma
Opbouw van het propedeuseprogramma
De opleiding in de propedeuse bestaat uit onderdelen die een algemeen en oriënterend overzicht geven van de gehele geschiedenis. Zo worden achtereenvolgens de Oude Geschiedenis, de Middeleeuwse Geschiedenis, de Algemene Geschiedenis van de Nieuwe Tijd, de Economische en Sociale Geschiedenis, de Vaderlandse Geschiedenis en de Algemene Geschiedenis van de Contemporaine Tijd aan de orde gesteld. Er wordt gedoceerd in een combinatie van hoor- en werkcolleges.
De hoorcolleges geven de grote lijnen aan, terwijl in de werkcolleges specifieke onderwerpen aan de orde komen, die aan de hand van teksten worden uitgediept. De keuze van de onderwerpen is zodanig dat de student inzicht krijgt in de grote lijnen van het geschiedverloop. Naast de genoemde vakken staat het vak Inleiding Historische Wetenschap, een eerste kennismaking met de geschiedtheorie. Tot slot schrijven propedeusestudenten in het kader van het Themacollege I een werkstuk van ca. acht pagina’s (ca. 3200 woorden) en in het kader van het Themacollege II een werkstuk van ca. twaalf pagina’s (ca. 5000 woorden) over een historisch thema.
De hoorcolleges worden afgesloten met een deeltoets en een afsluitend schriftelijk tentamen. Het gewogen gemiddelde van elk tentamen moet voldoende zijn. Er is echter de mogelijkheid om één onvoldoende te compenseren met een ruime voldoende voor een ander hoorcollege, al kan dit alleen als het gewogen gemiddelde van alle hoorcolleges hoger is dan een 6.0.
Het cijfer voor het werkcollege wordt bepaald op basis van aanwezigheid, participatie en de kwaliteit van schriftelijke en mondelinge bijdragen. De drie werkcolleges die gegeven worden in één semester vormen samen een vaardighedencollege. Voor alle drie werkcolleges moet een voldoende worden gehaald om het gehele college met een voldoende af te ronden. Voor de beide themacolleges tellen het werkstuk, de participatie en het referaat mee bij de beoordeling.
Schema eerste jaar
Eerste semester EC
Oude Geschiedenis (OG) 5
Algemene Geschiedenis Nieuwe Tijd (AGN) 5
Vaderlandse Geschiedenis (VG) 5
Vaardighedenwerkcollege (VW: OG, AGN en VG) 5
Themacollege 1 (TC1) 5
Inleiding Historische Wetenschap 5
Totale studielast 30
Tweede semester EC
Middeleeuwse Geschiedenis (MG) 5
Algemene Geschiedenis van de Contemporaine Tijd (AGC) 5
Economische en Sociale Geschiedenis (ESG) 5
Vaardighedenwerkcollege (VW: MG, AGC en ESG) 5
Themacollege 2 (TC2) 10
Totale studielast 30
Extra uren:
Tweede en derde jaar
Na de propedeuse (het eerste jaar) stelt iedere student binnen het raamprogramma een eigen vakkenpakket samen. Door bepaalde accenten te kiezen kun je binnen de opleiding Geschiedenis afstuderen in één van de specialisaties. Deze bestaan uit zes afstudeerrichtingen (Oude Geschiedenis, Middeleeuwse Geschiedenis, Economische Geschiedenis, Sociale Geschiedenis, Vaderlandse Geschiedenis en Algemene Geschiedenis) en vier tracks binnen de hoofdrichtingen: Amerikaanse Geschiedenis en Geschiedenis van de Europese Expansie en de Globalisering (beiden onderdeel van Algemene Geschiedenis); Minderheden- en Migratiegeschiedenis (onderdeel van Sociale Geschiedenis); Maritieme Geschiedenis (onderdeel van Vaderlandse Geschiedenis)
Om in één van deze afstudeerrichtingen af te studeren moet de student minstens de volgende onderdelen hebben afgelegd op het desbetreffende vakgebied:
één tweedejaars werkcollege van 10 EC
één sectiespecifiek hoorcollege van 5 EC
één door de betreffende afstudeerrichting erkend hulpvak van 5 EC (dit geldt alleen voor studenten die in september 2013 of later met hun propedeuse zijn begonnen).
één derdejaars seminar van 10 EC
één derdejaars BA-eindwerkstuk van 15 EC. Het BA-eindwerkstuk wordt in het kader van een scriptieseminar geschreven onder begeleiding van een docent. Eventueel kan dit ook gebeuren in het kader van een tweede derdejaars seminar.
Naast bovengenoemde voorwaarden kunnen er per afstudeerrichting (en track) nog specifieke eisen of aanbevelingen gelden. Zie verder: Afstudeerrichtingen en tracks
Tweede studiejaar
In het tweede studiejaar volgt de student één kerncollege, één werkcollege, één sectiespecifiek hoorcollege en één hulpvak per semester. De student kiest een werkcollege en een sectiespecifiek hoorcollege binnen de eigen afstudeerrichting, terwijl het andere werkcollege en sectiespecifiek hoorcollege niet uit dezelfde afstudeerrichting mogen komen om zo een brede kennis van de geschiedenis te garanderen. Neem bij onduidelijkheden éérst inhoud van de Onderdelen BA Vervolgfase Nieuwe Stijl door.
Eerste semester (totale studielast 30 EC):
Tweede semester (totale studielast 30 EC):
Studenten die in september 2012 of eerder met de propedeuse begonnen zijn en al in 2013-14 enkele vakken uit het tweedejaar gehaald hebben, mogen nog via het oude programma (dat tot 31 augustus 2014 gold) hun tweede en derde jaar afmaken. Zie voor de oude opzet: Onderdelen BA Vervolgfase Oude Stijl. Voor de post-propedeutische tentamens is de geldigheidsduur tien jaar. Zie artikel 4.7 van de Onderwijs- en examenregeling 2014-2015
Derde studiejaar
In het derde jaar volgt de student een BA-seminar uit het aanbod van de afstudeerrichting, terwijl in het tweede semester binnen dezelfde richting het BA-eindwerkstuk wordt geschreven. Verder volgt de student in het eerste semester nog een sectiespecifiek hoorcollege naar keuze en heeft hij nog 30 EC keuzeruimte die hij kan invullen met een minor, stage of buitenlandverblijf.
Eerste semester (totale studielast 30 EC):
Tweede semester (totale studielast 30 EC):
Keuzeruimte (BA 3)
De keuzeruimte in het derde studie jaar (30 EC) kan opgevuld worden met:
een minor
(een samenhangend pakket van vakken)
keuzevakken
(in Leiden, Nederland of buitenland: mag een student zelf samenstellen en vooraf ter goedkeuring voorleggen aan de examencommissie)
een stage
(in binnen- of buitenland) voor de procedure zie de Studenten Loopbaan Service.
Met bovenstaande opties kun je een eigen accent geven aan je opleiding of je opleiding verbreden.
Meer informatie:
Zie ook informatie over de keuzeruimte
Voltijd en deeltijd
De deeltijdopleiding Geschiedenis wordt vanaf 2014-15 niet meer aangeboden. Dat betekent dat er geen nieuwe deeltijdstudenten meer worden toegelaten, maar dat de deeltijdstudenten die al aan hun studie begonnen zijn, binnen de huidige regelingen, deze nog kunnen afmaken.
BA- eindwerkstuk en afstudeereisen
Zie de aparte cursus beschrijving.
Afstudeerrichtingen
De opleiding geschiedenis kent de volgende afstudeerrichtingen.
Er zijn zes afstudeerrichtingen:
Verder zijn er vier tracks:
Amerikaanse Geschiedenis (onderdeel van Algemene Geschiedenis)
Geschiedenis van de Europese Expansie en de Globalisering (onderdeel van Algemene Geschiedenis)
Minderheden- en Migratiegeschiedenis (onderdeel van Sociale Geschiedenis)
Maritieme Geschiedenis (onderdeel van Vaderlandse Geschiedenis)
Aansluitende masteropleidingen / pre-mastertrajecten
- de masteropleiding History aan de Universiteit Leiden;
Compensatieregeling
Compensatie van onvoldoendes is mogelijk indien:
a. het gewogen gemiddelde in het betrokken cluster ten minste 6.0 bedraagt;
b. een student per cluster voor maximaal één onderwijseenheid een onvoldoende heeft behaald;
c. geen van de behaalde resultaten binnen een cluster lager is dan een 4.0.
Indien een student aan deze voorwaarden voldoet wordt hij geacht voldaan te hebben aan de eisen voor het examen waarop hij zich voorbereidt met dit cluster van onderwijseenheden.
Met het oog op de hiervoor omschreven compensatieregeling zijn er de volgende clusters van onderwijseenheden binnen de opleiding:
In de propedeuse kan compensatie plaatsvinden tussen de cursussen binnen het volgende cluster:
-Hoorcollege Oude Geschiedenis (5 EC);
-Hoorcollege Middeleeuwse Geschiedenis (5 EC);
-Hoorcollege Vaderlandse Geschiedenis (5 EC);
-Hoorcollege Economische en Sociale Geschiedenis (5 EC);
-Hoorcollege Algemene Geschiedenis van de Nieuwe Tijd (5 EC);
-Hoorcollege Algemene Geschiedenis van de Contemporaine Tijd (5 EC).
In de postpropedeuse is compensatie niet mogelijk.