Nederlandkunde/Dutch Studies
Bachelor
In het eerste jaar ligt de nadruk op taalverwerving. In het eerste semester is de voertaal Engels; in het tweede semester zijn alle colleges in het Nederlands. Naast taalverwerving volgen studenten in het eerste semester colleges Art History en Introduction to Dutch Studies, in het tweede semester Taalanalyse en Cultuur en Maatschappij. Het laatste vak is een verplicht BSA-vak. Lees meer over het BSA
Rooster
Tijdens het eerste jaar zijn de volgende activiteiten gepland:
Introductiedag van 4 uur
Informatiebijeenkomst BSA van 2 uur
Informatiebijeenkomst USIS, blackboard, website, e-gids van 2 uur
Informatiebijeenkomst 2e semester van 1 uur
Informatiebijeenkomst tweede jaar en studieplan van 2 uur
In het tweede jaar volgen studenten naast taalvaardigheidsvakken ook inleidende vakken op het gebied van Nederlandse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. In dit jaar worden ook vakken Geschiedenis van het Nederlands en Methoden en technieken van letterkundig, taalkundig en (kunst)historisch onderzoek aangeboden. Alle vakken in het tweede jaar zijn verplicht.
In het derde jaar moeten studenten zich specialiseren in Nederlandse taalkunde, letterkunde, geschiedenis of kunstgeschiedenis. De meeste colleges worden dan ook bij een andere opleiding gevolgd: Nederlandse taal en cultuur, Taalwetenschap, Film- en Literatuurwetenschap, Geschiedenis of Kunstgeschiedenis. Studenten stellen een samenhangend keuzepakket samen of kiezen een minor van 30 EC op een van de vier gebieden. Daarnaast volgen ze ook twee colleges van het kerncurriculum: het vak Wetenschapsfilosofie in het tweede semester en, afhankelijk van de specialisatie, World Art Studies, Inleiding literatuurwetenschap, Talen van de Wereld of Inleiding in historische wetenschap. Bij de opleiding Nederlandkunde volgen de studenten verplichte colleges Taalvaardigheid III (Academisch schrijven en Mondeling specialisatietentamen) en ze schrijven een BA-werkstuk.
Vak | EC | Semester 1 | Semester 2 |
---|---|---|---|
Eerste semester |
|||
Academisch schrijven, Taalvaardigheid III | 5 | ||
Mondeling Specialisatietentamen | 5 | ||
Kerncurriculumvak naar keuze (afhankelijk van de gekozen specialisatie) |
|||
Propedeuse Kerncurriculum: Inleiding Historische Wetenschappen | 5 | ||
Kerncurriculum: Inleiding Literatuurwetenschap | 5 | ||
Kerncurriculum: Inleiding World Art Studies | 5 | ||
Kerncurriculum: Inleiding Taalwetenschap | 5 | ||
Keuzeruimte 15 EC |
|||
Tweede semester |
|||
Seminar BA-werkstuk | 0 | ||
Kerncurriculum: Wetenschapsfilosofie | 5 | ||
BA-eindwerkstuk Nederlandkunde/Dutch Studies | 10 | ||
Keuzeruimte 15 EC |
|||
Keuzevakken specialisatie taalkunde, aangeboden door Nederlandkunde/Dutch Studies |
|||
Inleiding tweedetaalverwerving | 5 | ||
Topics in tweedetaalverwerving | 5 |
Eindtermen van de opleiding
Bindend Studieadvies (BSA): aanvullende eis
Het Programma
Aansluitende masteropleidingen / pre-mastertrajecten
De opleiding Nederlandkunde leidt niet-Nederlandstalige studenten op tot Nederlandkundigen. De student verwerft een uitgebreide kennis van de taal en cultuur van de Nederlanden. Daarnaast ontwikkelt hij het vermogen om theoretische en praktische vragen te benaderen op de manier die binnen het vakgebied gebruikelijk is. Hij leert bovendien kritisch te reflecteren op de vakwetenschappelijke literatuur.
Voor het niveau van taalvaardigheid gelden de volgende doelstellingen in termen van het Europees referentiekader taalvaardigheid C1 voor lezen en luisteren en B2 voor gesproken interactie, gesproken productie en schrijven.
I. Afgestudeerden van de opleiding hebben de onderstaande eindkwalificaties bereikt:
a. kennis van en inzicht in de inhoud en omvang van het vakgebied van de Nederlandkunde, neerkomend
op de systematiek en de historische ontwikkeling van de Nederlandse taal,
een overzicht van schrijvers, stromingen en werken uit de Nederlandse letterkunde,
een overzicht van de vaderlandse geschiedenis en de Nederlandse kunst- en cultuurgeschiedenis, en
aspecten van de hedendaagse Nederlandse cultuur en samenleving;
b. kennis van en inzicht in de kernbegrippen, het apparaat, de onderzoeksmethoden en -technieken van
de vaderlandse geschiedenis, de Nederlandse taal- en letterkunde en kunst- en cultuurgeschiedenis;
c. het vermogen om met behulp van de verworven kennis en inzicht een beredeneerd oordeel te vormen
over een niet eerder behandeld onderwerp op het vakgebied van de Nederlandkunde.
II. Dit betekent dat afgestudeerden op het gebied van de letterkunde:
a. kennis hebben van en inzicht in een beperkt maar representatief corpus van primaire teksten van de
middeleeuwen tot heden;
b. in staat zijn de verworven kennis en inzicht toe te passen door de belangrijkste schrijvers, teksten en
stromingen te kunnen plaatsen in een literair-historische context;
c. in staat zijn een literaire tekst op een wetenschappelijke manier te analyseren en hiervan verslag te doen.
III. Dit betekent dat afgestudeerden op het gebied van de taalkunde:
a. kennis hebben van basisbegrippen van de Nederlandse fonologie, morfologie, syntaxis en semantiek;
b. in staat zijn de verworven kennis en inzicht door middel van de belangrijkste onderzoeksvragen,
methoden van onderzoek, theorieën en bevindingen toe te passen op het gebied van
tweedetaalverwerving;
c. in staat zijn gesproken en geschreven taal op een wetenschappelijke manier te analyseren en hiervan
verslag te doen.
IV. Dit betekent dat afgestudeerden op het gebied van de kunstgeschiedenis:
a. kennis hebben van aspecten van de beeldende kunst in de Nederlanden van de middeleeuwen tot heden
en inzicht in de belangrijkste benaderingswijzen van het vakgebied;
b. in staat zijn de verworven kennis en inzicht toe te passen door de belangrijkste Nederlandse
kunstwerken en stromingen, de invloed van Nederlandse kunst in het buitenland of de wisselwerking
tussen Nederlandse en buitenlandse kunstenaars te kunnen plaatsen in een historische en culturele
context;
c. in staat zijn de voornoemde kunsthistorische onderwerpen op een wetenschappelijke manier te
analyseren en hiervan verslag te doen.
V. Dit betekent dat afgestudeerden op het gebied van de geschiedenis:
a. kennis hebben van aspecten van de geschiedenis van de Nederlanden van de prehistorie tot heden;
b. in staat zijn de verworven kennis en inzicht toe te passen door de belangrijkste gebeurtenissen en
ontwikkelingen te kunnen plaatsen in een historische en culturele context
c. in staat zijn een historisch onderwerp op een wetenschappelijke manier te analyseren en hiervan
verslag te doen.
VI. Doelen in termen van het Europees Referentiekader taalvaardigheid:
Taalvaardigheid Propedeuse Bachelor Luisteren B1/B2 C1 Lezen B1/B2 C1 Gesproken interactie B1 B2 Gesproken productie B1 B2 Schrijven B1 B2Voorts leidt elke Leidse geesteswetenschappelijke opleiding op tot facultair geformuleerde algemene academische vaardigheden.
Naast de algemene voorwaarden geldt bij de opleiding Nederlandkunde/Dutch Studies ook een aanvullende eis: in het eerste jaar moet het vak Inleiding in de Nederlandse cultuur en maatschappij met succes worden afgerond.
In de BA-studie Nederlandkunde/Dutch Studies staan de Nederlandse taal en cultuur centraal. Het eerste jaar (de propedeuse) en tweede jaar van het bachelorprogramma bestaan uitsluitend uit onderdelen van het hoofdvak. In het derde jaar van de bacheloropleiding is er een keuzeruimte van 30 EC (15 EC per semester).
In het eerste jaar ligt de nadruk op taalvaardigheid: de helft van het aantal studiepunten wordt daaraan besteed, daarnaast worden in het eerste jaar inleidingen gegeven in de Nederlandse kunst- en cultuurgeschiedenisen. Er wordt basis gelegd voor de bestudering van de taal vanuit taalwetenschappelijk perspectief.
In het tweede jaar wordt ruim een derde deel van het programma besteed aan taalvaardigheid. Er worden inleidingen gegeven in de Nederlandse taalkunde, literatuur en geschiedenis. Er is meer aandacht voor de bestudering van de taal vanuit taalwetenschappelijk perspectief en voor methoden en technieken voor taalkundig, letterkundig en (kunst)historisch onderzoek.
In het derde jaar verzorgt de opleiding Nederlandkunde colleges taalverwerving voor gevorderden. Een belangijk onderdeel van dit laatste jaar vormen de kerncurriculum vakken Wetenschapsfilosofie en een van de volgende vakken: Inleiding historische wetenschap, Talen van de Wereld, Inleiding literatuurwetenschap of World Art Studies. Gedurende dit jaar specialiseren de studenten zich in een van de specialisaties: Nederlandse letterkunde, taalkunde, geschiedenis of kunstgeschiedenis. Ze schrijven tevens een BA-eindwerkstuk van 10 EC en volgen een BA-werkstuk seminar.
Het derde jaar van het bachelorprogramma bestaat behalve uit de onderdelen van het hoofdvak uit een keuzeruimte van 30 EC. In verband met de specialisaties en het schrijven van het BA-eindwerkstuk is het noodzakelijk keuzevakken of een minor te kiezen op het gebied van de Nederlandse taalkunde, literatuur, geschiedenis of kunstgeschiedenis.
Tijdens werkcolleges geldt een aanwezigheidsplicht. Studenten mogen per college maximaal twee van de dertien bijeenkomsten missen (ongeacht de reden). Studenten die meer dan twee keer afwezig zijn geweest dienen contact op te nemen met de studieadviseur. Als er naar diens oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden, kan van de regel om maximaal twee bijeenkomsten te mogen missen worden afgeweken. De studieadviseur neemt zijn/haar besluit in overleg met de docent(en) en maakt de uitkomst kenbaar aan de student en de betrokken docent(en).
Om het bachelordiploma te verkrijgen, moeten de studenten alle onderdelen van het studieprogramma (180 EC) hebben afgerond dus inclusief alle vakken van de opleiding Nederlandkunde/Dutch Studies, kerncurriculumvakken, de vakken van het keuzepakket of de minor en het BA-eindwerkstuk.
Om de BA-studie af te ronden, schrijven de studenten een BA-eindwerkstuk van 10 EC (1000 woorden per EC). Het werkstuk moet in het Nederlands worden geschreven. Het onderzoek en het schrijven van dit werkstuk moet door de studenten zelfstandig worden uitgevoerd onder toezicht van de werkstukbegeleider. Wie de werkstukbegeleider is, hangt af van het onderwerp van het eindwerkstuk. De regeling van het BA-eindwerkstuk is te vinden op: www.hum.leidenuniv.nl/studenten/reglementen/.
Naast het schrijven van het BA-eindwerkstuk moeten studenten ook een BA-werkstukseminar volgen.
Er zijn vier afstudeerrichtingen:
1. Nederlandse taalkunde
2. Nederlandse letterkunde
3. Vaderlandse geschiedenis
4. Nederlandse kunstgeschiedenis.
Tijdens werkcolleges geldt een aanwezigheidsplicht. Studenten mogen per college maximaal twee van de dertien bijeenkomsten missen (ongeacht de reden). Studenten die meer dan twee keer afwezig zijn geweest dienen contact op te nemen met de studieadviseur. Als er naar diens oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden, kan van de regel om maximaal twee bijeenkomsten te mogen missen worden afgeweken. De studieadviseur neemt zijn/haar besluit in overleg met de docent(en) en maakt de uitkomst kenbaar aan de student en de betrokken docent(en).
Een afgeronde bacheloropleiding Nederlandkunde/Dutch Studies geeft rechtstreeks toegang tot de eenjarige masteropleiding Neerlandistiek/Dutch Studies. De specialisatie waartoe ze toegelaten worden is afhankelijk van de specialisatie gekozen in het derde jaar van het BA-programma. Studenten kunnen, afhankelijk van hun programma en resultaten, ook toegang krijgen tot een tweejarige onderzoeksmasteropleiding, bijvoorbeeld ‘Study of Art and Literature’ of ‘Linguistics’
Indien van toepassing worden pre-mastertrajecten op maat gemaakt.