Meer info
Doel van de opleiding
Aansluitende programma’s
Het programma
BA-eindwerkstuk en afstudeereisen
2009-2010
Doel van de opleiding
De algemene doelstelling van de opleiding betreft het verwerven van:
Ofwel (a) van goede kennis van en inzicht in de grammatica van en de vertaaltechniek met betrekking tot het Sanskrit, en het zelfstandig kunnen interpreteren van niet te moeilijke traditionele teksten tegen hun culturele achtergrond; ofwel (b) goede kennis van en inzicht in de grammatica van en de vertaaltechniek met betrekking tot het Hindi, en het zelfstandig kunnen interpreteren van niet te moeilijke teksten tegen hun culturele achtergrond, alsmede praktische taalvaardigheid op het gebied van luisteren, gesproken interactie, gesproken productie, en schrijven in het Hindi (CEFRL zie onder). Als de student ervoor kiest de eerste taal (Sanskrit of Hindi) na één jaar niet verder te bestuderen, en opteert voor de studie van het Tibetaans, dan gelden vergelijkbare – doch navenant lagere – doelstellingen voor die talen. Voor het onderwijs in het Hindi geldt m.b.t. het CEFRL na 3 jaar: luisteren B1; lezen B 2; gesproken interactie B 2; gesproken productie B 1; schrijven B 1.
Algemene kennis van de globale historische ontwikkeling van de Indische en Tibetaanse taal- en letterkunde, in het bijzonder die van de gekozen taal/talen, van de grote lijnen van de Indische politieke en cultuur-geschiedenis, van de belangrijkste aspecten van de samenlevingen en culturen van het hedendaagse Zuid-Azië, van de Indische godsdiensten, zowel historisch als hedendaags, van de kunst en de materiële cultuur.
Algemene kennis van en inzicht in de kernbegrippen, het apparaat, en de onderzoekmethoden en onderzoekstechnieken, waaronder het vermogen om te gaan met aanvullende bronnen bij tekstueel, historisch, archeologisch en kunsthistorisch onderzoek binnen de Indologie in de ruimste zin van het woord.
Algemene academische vaardigheden op het gebied van schriftelijke en mondelinge presentatie, samenwerking, ICT en bibliotheekvaardigheden.
Aansluitende programma’s
Een afgeronde bacheloropleiding Talen en culturen van India en Tibet geeft rechtstreekse toegang tot de eenjarige masteropleiding Indian and Tibetan Studies. Studenten kunnen, afhankelijk van hun resultaten, ook toegang krijgen tot de tweejarige onderzoeksmasteropleiding Asian Studies. Voor meer informatie over de verschillende masteropleidingen en de inschrijvingsprocedure, zie mastersinleiden.nl.
Het programma
Eerste jaar: propedeuse
Het eerste jaar van het bachelorprogramma heeft een sterk inleidend karakter. De student maakt kennis met de verschillende aspecten van de studie. In het eerste semester worden inleidingen gegeven in een moderne (Hindi) of een klassieke taal (Sanskrit). De student kiest na het introductieprogramma gedurende de eerste twee weken van september direct voor een van beide talen. Daarnaast worden inleidingen verzorgd in één van de belangrijkste religies van India, het hindoeïsme, in de geografie, antropologie, en de hoofdlijnen van de geschiedenis van Zuid-Azië. In het tweede semester gaat het taalonderwijs (Hindi of Sanskrit) door en maakt de student kennis met de andere belangrijkste religie van Indiase oorsprong, het boeddhisme. Het programma van dit semester bevat voorts een inleiding op literatuur van India en op de recente geschiedenis van India en krijgen studenten een training in mondelinge en schriftelijke vaardigheden.
Tweede en derde jaar
Aan het begin van het tweede jaar kan de student verder gaan met Hindi of Sanskrit of in plaats hiervan beginnen met Tibetaans als ‘hoofdtaal’. Verder kiest hij/zij voor één van de vier trajecten:
Behalve uit taalstudievakken die door alle studenten gevolgd worden, bestaan het tweede en derde jaar uit speciale vakken per traject. Verder is er de keuzeruimte, die de mogelijkheid biedt een half jaar te besteden aan verbredende of verdiepende vakken, binnen of buiten de eigen opleiding, zoals bijvoorbeeld de Praktijkstudies.
Studenten die voor een moderne taal kiezen (Hindi) brengen in principe minstens een zomer (tussen jaar 1 en 2 of tussen jaar 2 en 3) in India door voor intensieve taaltraining.
De laatste maanden van het derde jaar worden besteed aan het doen van onderzoek voor en het schrijven van het BA-eindwerkstuk, dat behalve aan geschiedenis, het moderne India, het Hindoeïsme, Boeddhisma of kunstgeschiedenis ook aan de taal-/letterkunde van de ‘hoofdtaal’ gewijd kan zijn.
Keuzeruimte
In het derde jaar van de bacheloropleiding is er een keuzeruimte van 30 ects (15 ects per semester).
BA-eindwerkstuk en afstudeereisen
Om te kunnen afstuderen moeten studenten het programma van 180 ects hebben behaald, voldoen aan de eisen van de keuzeruimte en, als onderdeel van het programma, hun BA-eindwerkstuk voldoende hebben afgerond.
Het BA-eindwerkstuk is gebaseerd op literatuur en/of bronnenonderzoek. Het onderwerp van het werkstuk dient aan te sluiten bij een van de werkcolleges van het derde jaar. Studenten worden bij het maken van het werkstuk begeleid door een docent bij de opleiding Talen en culturen van India en Tibet. De zwaarte van het werkstuk is 10 ects, wat betekent dat het circa 8500 woorden omvat. Studenten die aan het eind van het lopende studiejaar wensen af te studeren, dienen in de eerste helft van juni een eerste complete versie van hun werkstuk in te leveren. De regeling van het BA-eindwerkstuk is hier te vinden.